De vrouw in het ambt

In Huizinge drinken we altijd koffie na de dienst. Dat ging bij mij ooit gepaard met een sigaar, aangestoken aan de paaskaars, en genoten op een grafsteen in de kerktuin. Toen in coronatijd kerkdiensten taboe waren zijn er in Nederland onderzoeken gedaan naar wat kerkgangers het meeste misten. Dat bleek vooral die koffie te zijn, en daarnaast het zingen en de muziek. De preek werd niet bepaald als het grootste gemis ervaren, dit tot teleurstelling van de vele voorgangers die daar week in week uit heel veel energie in stoppen. Het was trouwens qua muziek een gouden tijd: we hadden diensten zonder kerkgangers met liederen die instrumentaal moesten worden uitgevoerd en aldus veel mogelijkheden boden tot mooie orgelbewerkingen. Later deden we het met een klein clubje zangers, de crème de la crème uit de cantorij.
Na de koffie is er de afwas. Ik rook al een tijd niet meer, zit dus ook niet meer op de grafsteen en heb dus alle gelegenheid om me nuttig te maken bij het afwassen dan wel -drogen van de thee- en koffiekopjes. Regelmatig gebeurt het dan dat een vrouwelijke kerkganger mij complimenteert: “Nee maar, een man aan de afwas!” Blijkbaar is dat, voor die vrouw althans, bijzonder.
Misschien was ze wel van huis uit Christelijk gereformeerd. Daar speelt momenteel het probleem van de vrouw in het ambt. Hier en daar vindt men, mét Paulus, dat ze moet zwijgen, maar er zijn ook plaatselijke kerken waar vrouwen wel diaken, ouderling of voorganger mogen zijn. Het gaat er heftig aan toe, en in de krant (niet op het Journaal of bij Hart van Nederland!) zie ik foto’s van vergaderende mannen die koffie krijgen aangereikt van hun vrouwelijke geloofsgenoten. Het heeft iets koddigs, maar ook iets treurigs. En daar waar vrijgemaakten binnen en buiten verband elkaar weer gevonden hebben, dreigt bij de Christelijke Gereformeerden een kerkscheuring.  
In Huizinge hoeft de vrouw niet te zwijgen. Op het preekrooster van dit jaar is de stand man-vrouw 28-33, en in de kerkenraad zitten vooral vrouwen. Ook in de cantorij zijn ze in de meerderheid.
Trouwens: Ook daar drinken we koffie, en ook die kopjes moeten worden afgewassen. Als dirigent voel ik me bepaald niet verplicht, maar ik zag laatst Reint alleen bezig en pakte de theedoek. Een vrouwelijk koorlid greep haar telefoon en wilde het tafereel vastleggen. “Twee mannen aan de afwas!”, riep ze, hetgeen voor mij aanleiding was de theedoek neer te leggen en uit beeld te lopen, intussen worstelend met de vraag wat nou belangrijker was: dat de kopjes werden afgedroogd of dat ik met mijn theedoek liever niet in de nieuwsbrief zou verschijnen met een tekstje over de geëmancipeerde man, die overigens met zo’n foto bepaald niet als een echte geëmancipeerde man zou overkomen, net zoals een wethouder die achter de vuilnisauto gaat lopen om te laten zien dat hij ook maar een eenvoudige burger is, dat dus juist niet is. Hij doet dat één keer, die theedoek bedien ik dagelijks, zonder ooit gefotografeerd te worden.
Reint loste het dilemma op: “Als je de kopjes laat staan zijn ze morgen ook droog.”
Ik deed mijn jas dicht, en toog huiswaarts na weer een heerlijke koorrepetitie.
Maar ik had het over de vrouw in het ambt.
Veel kerken zouden het niet eens redden zonder haar inbreng! Ik zou als Christelijke Gereformeerde Kerk daarom, maar niet alléén daarom, met het oog op de toekomst maar eieren voor mijn geld kiezen, en vrouwen heel snel toelaten tot alle ambten, inclusief koffieschenken en afwassen!

Kees Steketee

Voorgangersgroep

U had het misschien al opgemerkt, maar sinds enige tijd is de voorgangersgroep van de Johannes de Dopergemeente verrijkt met twee nieuwe, jonge krachten. Het zijn Yvonne Hiemstra en Janita van Bruggen, die hieronder wat meer over zichzelf zullen vertellen. Wat zijn we blij met hen! We voelen ons als gemeente gezegend met zo’n fijne, enthousiaste en stevige groep voorgangers.

Yvonne Hiemstra

“Na een opleiding maatschappelijk werk te hebben afgerond ben ik verder gaan studeren. Toen ik mijn doctoraal heb gehaald, heb ik gewerkt voor de gemeentelijke en provinciale overheid en ben daarna (remonstrants) predikant geworden. Het werken voor een kerkelijke gemeente heb ik na een aantal jaren ingeruild voor een baan als geestelijk verzorger. Aanvankelijk heb ik voor een instelling gewerkt. Op dit moment ben ik werkzaam als trainer en trajectbegeleider in de eerste lijn. Het mooie is dat ik mensen ontmoet van diverse pluimage met een uiteenlopende problematiek. Denk hierbij aan zorgmijders, mensen met een verstandelijke beperking, mensen die verslaafd zijn, die kampen met psychische kwetsbaarheden of met justitie in aanraking zijn gekomen. Vaak een hele uitdaging, maar ieder mens doet er toe.

Naast mijn dagelijks werk ga ik nog regelmatig voor op de zondagen. Via mijn man kwam ik in Huizinge terecht. Hij is werkzaam als restauratieschilder en knapte de kerk op. Het bleek voor ons beiden een plek te zijn waar we kunnen aarden. De diensten spreken ons aan. Ik ben gepromoveerd op het Avondmaal en in Huizinge is er elke eerste zondag van de maand een maaltijdviering. De diensten worden met zorg en aandacht voor liturgie en muziek vormgegeven. Opdat de Geest in alle vrijheid haar werk kan doen!”

Janita van Bruggen

“Nu ik ook lid ben van ‘de bende’ van voorgangers, is mij gevraagd mezelf aan jullie voor te stellen. Tja en wat vertel je dan over jezelf… Ik houd het bij iets korts over mijn werk, de ontwikkeling naar mijn huidige studie (en daarmee het voorganger zijn) en iets heel korts over mijn religieuze roots en ontwikkeling.

Ik werk ruim 25 jaar in de letselschadebranche. Eerst gericht op het juridische, later meer de sociale/menselijke kant. Die combinatie heeft lang bij mij gepast. Sinds 2010 begeleid ik mensen, die door een verkeersongeval forse beperkingen opgelopen hebben, bij het vinden van een nieuw evenwicht en perspectief. De grootste groep cliënten heeft (niet aangeboren) hersenletsel. Naast alle concrete hulp vind ik het belangrijk aandacht te hebben voor het onoplosbare, voor de gevoelens van rouw om een veranderd leven. Dit laatste was voor mij reden me te oriënteren op het beroep van geestelijk verzorger en in deeltijd te starten met de studie Theologie en Levensbeschouwing.

Ik heb een best stevige protestantse opvoeding gehad. Gelukkig het kind niet met het badwater weggegooid. Wel continu op zoek gegaan naar de betekenis van (bijbel)verhalen over God en mens voor deze tijd, voor mijn leven nu. Soms was dat verwarrend. Steeds vaker bevrijdend en verrijkend. Gaandeweg ben ik mijn christelijke wortels opnieuw gaan waarderen. Het gedicht Heb je vragen lief van Rilke is daarbij wel een soort levensmotto geworden.

Naast het werken en studeren hou ik van wandelen, film, theater en (kleine) concerten. Ook kun je me in juni op Terschelling tegenkomen bij het Oerolfestival. Ik ben getrouwd met Kees en we zijn allebei blij de kerk in Huizinge te hebben ontdekt. Tot slot vind ik het ontzettend leuk en inspirerend lid te zijn van de voorgangersgroep!”

Heb je vragen lief

Heb je vragen lief
Heb geduld met alles wat onopgelost is in je hart
en probeer je vragen met liefde te bezien,
als kamers die gesloten zijn.
Of als boeken in een volslagen vreemde taal.
Zoek nog niet naar antwoorden.
Die kunnen je nog niet gegeven worden,
omdat je niet in staat zou zijn ze te leven.
Het gaat erom alles ‘te leven’.
Leef nu de vragen.
Misschien zul je dan geleidelijk,
zonder het te merken,
jezelf, ooit op een dag,
in het antwoord terug vinden.

Rainer Maria Rilke

uit: Brieven aan een jonge dichter; Balans, 2009

Terugblik: Poëziemiddag over Judith Herzberg

onder leiding van Jan Hovy

Het was ontzettend mistig en verstild weer op zondagmiddag 19 januari.
Weer dat eigenlijk heel goed paste bij het samen lezen van een aantal gedichten van Judith Herzberg. Ons zicht op wat zij ogenschijnlijk zo eenvoudig had opgeschreven was niet meteen helder. Door elkaar te laten vertellen wat hij of zij meende te zien kwam er meer licht op haar taal en soms konden heel verschillende gezichtspunten ook prima naast elkaar bestaan.
We waren met 14 personen totaal, een wat kleinere groep dan gepland vanwege ziekte, het weer en familiezaken. Doordat de groep niet zo groot was en omdat er rust genoeg was om naar elkaar te luisteren, werd het samen lezen en bespreken van de gedichten een mooi avontuur. Jan Hovy had een boeiende en zeer gevarieerde keuze gemaakt uit de ruim 1000 (!) gedichten die Judith tot nu toe geschreven heeft en deze waren gebundeld in een boekje (met veel dank hiervoor aan Roely).

Voorafgaand aan het samen lezen hield Jan een beknopte inleiding over het leven van Judith.
Ze werd op 4 november1934 in Amsterdam geboren als dochter van Abel Herzberg en Thea Herzberg-Loeb. De Tweede Wereldoorlog diende zich al snel aan en had grote gevolgen voor het hele gezin. De sporen die hierdoor werden nagelaten zijn in veel gedichten van Judith terug te vinden.
Meteen al in 1940 werd het gezin geïnterneerd in Kamp Barneveld en in 1943 op transport gezet naar Westerbork maar dankzij dienstmeisje Jo wist Judith met een broer te ontsnappen. Zij heeft op verschillende onderduikadressen gezeten waaronder een adres in Groningen. Het gezin werd ondanks alles toch in 1945 weer met elkaar herenigd. Haar ouders hadden Bergen-Belsen overleefd. Judith schreef over het weerzien met haar moeder het volgende indringende gedicht (uit de bundel ‘Beemdgras’).

Ik had in jaren niet zo’n stad gezien                                                              
en in geen jaren onderaan zo’n trap gestaan
als op die warme dag, in net zwart goed
en leren schoenen en bovenaan
stond, zag ik vaag, mijn vreemde moeder
die ik moest gaan zoenen.

Het zacht geknuffel waar ik me
avond aan avond mee de oorlog uit
en in de slaap verzonnen had –
het stond nu tussen ons, ik was te groot
te mager en te boers. Ik nam
het allemaal terug en bovendien,
was dit mijn moeder wel?

Kom boven, zei ze, kom boven
en knipoogde om me gerust te stellen
maar knipoogde met beide ogen tegelijk.
Het leek me beter het vertraagde afscheid
nu meteen te nemen
maar wist niet hoe haar aan te kijken
met mijn moeilijke ogen.

Over dat dienstmeisje Jo is vorig jaar een door Judith geschreven en samengesteld boekje uitgekomen, Jo. Jan vertelde dat deze Jo enorm belangrijk is geweest in het leven en werk van Judith, wat zo treffend wordt verwoord in deze bijzondere uitgave.
Jo was veel meer een moeder voor Judith dan haar, door de oorlog beschadigde, echte moeder Thea. In dit boekje worden ‘versleten en onzekere herinneringen’ aan Jo geïllustreerd met foto’s en ander beeldmateriaal.
De eerste regel begint met deze veelzeggende woorden: ‘25 mei 2020 De allergrootste liefde van mijn hele leven, dat weet ik nu zo langzaamaan wel zeker, was de liefde voor Jo’.

Naast gedichten schreef Judith ook toneelstukken en scenario’s en was ze vertaalster (bijvoorbeeld ‘Leven of Theater’ van Charlotte Salomons).
Judith heeft een heel eigen stijl van schrijven. Er wordt wel verwantschap genoemd aan de Barbarber groep die in 1958 een tijdschrift voor teksten oprichtte. Ook is er een link naar de kunstvorm ‘Ready Made’ (waarin een industrieel object uit de alledaagse context wordt gehaald en tot kunst wordt bestempeld door het in een museale omgeving te tonen).
Behalve ernstige gedichten schrijft Judith ook lichtvoetige. Verder is er in haar werk het grote belang van bepaalde woorden, woorden waar we soms ‘te slordig’ mee zijn. Als voorbeeld komt het woord ‘laven’ ter sprake. Wanneer gebruik je dit woord nog?

Jan noemt ook mensen met wie Judith contact had, zoals de dichter Chris van Geel met wie zij jarenlang brieven heeft geschreven, brieven die helaas grotendeels door een brand zijn verwoest.
Ik las op internet dat er nog wel een bundel van een aantal brieven te vinden is.

Tot slot horen we dat Judith ook bewerkingen heeft gemaakt van het Hooglied (‘liefdesliedjes’) en Klaagliederen (‘klaagliedjes’) maar toen was de middag al bijna voorbij. We concludeerden dat we eigenlijk heel graag een vervolg op deze bijeenkomst wilden hebben en daar gaf Jan gehoor aan!
Als het lukt verzorgt hij in september een lezing over de ‘liefdes-en klaagliedjes’.
Het is maar een fractie van wat we deze middag over het leven en werk van Judith Herzberg hebben besproken dus of het bij één vervolg zal blijven…. ?

Ik rond mijn verslagje af met nog één van de met elkaar gelezen gedichten:

Mussen                                                                

Neem één musseveer-
probeer ze weg te denken
die er mee vliegen, de
Cyperse dames en heren
maat jutteperen- en je bent
nergens meer.

De middag werd afgesloten door Grietje die Jan heel erg bedankte met woorden maar ook met een leuk Gronings pakketje. We gingen weer de mist in (letterlijk dan 😊) maar zijn allemaal goed thuisgekomen!

Aria Hoogendoorn

Om het licht

Soms kom je iets tegen. Een collega plaatste op een medium van Zuckerberg een afbeelding van een mannetje met zwiepend zwaard, en daarachter op de achtergrond een tank. Zo’n groen ding op rupsen, die zich maar niet vredig ontpopt tot vlinder, maar uit een hele lange pijp dood en verderf laat regenen. Heet vuur uit koud staal. Daarboven geschreven:
“Een vrij en onafhankelijk Oekraïne = een Europa zonder oorlog”.
Oekraïne, een land gelegen buiten Europa’s machteloosheid. Ja, daar wil je je wel bij aansluiten, een staat van machteloosheid in een omgeving waar omheen machthèbbers en machtgraaiers guren. Daar waar machteloos een positieve connotatie krijgt. Want waar alleen kun je jarenlang debatteren over een standaard voor een snoertje voor de telefoon, terwijl ik mijn telefoontje ten tijde van het uittikken van mijn gedachten draadloos energie laat tanken. Tanken, symbool van machthebbers die dat wat ze hebben willen verdedigen. En wij doen mee, defensiebegrotingen worden volgepompt met materiaal van verderf, maar wil je geld uitgeven aan angst? Ik niet, niemand niet als ik op de man of vrouw afvraag. Moet denken aan mijn vader die eens zei ‘op het moment dat ik mijn postzegelverzameling moet verzekeren, dan mogen ze hem hebben’. Het staat vrijwel waardeloos bij mijn moeder in de boekenkast en is op die plek van waarde.

Een vrij en onafhankelijk Oekraïne. Hoe beëindig je een oorlog? Mijn gedachten dwalen terug aan de warme preek, die ook troostwoord had kunnen heten van Anja. Uiteindelijk bestrijd je oorlog met andere wapens dan verwacht: compassie, medeleven, rechtvaardigheid, respect, humaniteit en uiteindelijk liefde. Liefde waarin je verschillen omarmt om liefde zelf. Afkomstig uit de bron van de Vier kardinale deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, zelfbeheersing en moed, gecompleteerd met de goddelijke deugden Geloof, Hoop en Liefde en niet zoals de regering Schoof het doet geloven, dat de hoop gestut wordt door de lelijkheid van trots en lef.

Om het licht 

Om het licht gekomen zijn
kaarsvlam in ons midden
ene vlam die allen vat
aller ogen bidden
dat het hart verlicht mag zijn
goed en recht mag schouwen
pad van waar
zijn wordt gegaan
dag aan dag betrouwen 

Herman VerbeekBron:
Liedboek van Aarde

Bestrijdt de ander met andere wapens, dan waarmee jezelf bestreden wordt. In het lied ‘Om het licht’ van Herman Verbeek staat als naschriftje van het lied iets geschreven dat wellicht tot nadenken stemt: “… kaarsvlam, vereniging. Allen bekennen zich tot het licht, oorsprong van alle leven van aarde. Teken ook van helderheid van geest, van waakzaamheid en scherpte. En van een warm brandend hart. Toen in 1989 kaarsen van Leipzig de Muur doorbraken en een einde maakte aan 40 jaar DDR-dictatuur, zei de politie-commissaris: “Wij hadden met alles gerekend, maar niet met kaarsen, daar waren we niet tegen gewapend.”

Juist door dat wapen, een kaars van hoop, ging bij de ander ook het licht, het inzicht van het knagende geweten op. In plaats van die automatische reflex van terugschieten. Dat vergt moed in een situatie moedeloos. Durf tegen bewapening, ontwapenend te zijn.

Boven mijn schoorsteenmantel hangt een schilderijtje. Gekocht in de kringloop in Middelstum opgericht om een koor mede te bekostigen waar Annemarie, Roely en ondergetekende op maandagavond geregeld het ‘Dona Nobis Pacem’ zingen. Net zoals het wereldtoneel zou kunnen zijn, in canon en veelstemmig. Met elkaar, door elkaar voor elkaar. Het schilderijtje, in de rechteronderhoek gesigneerd met de letters S.P., waarbij kenners dan weten dat het een echte Sieds Prins betreft, die zoals u weet als theoloog de structuurverf van de themadiensten en voorgangersgroep heeft geschetst. Het schilderijtje  ademt de kleuren van de Ukraïnse vlag. Blauw boven, geel onder. Uiterst vriendelijk, gele tulpen onder een blauwe hemel. Waar niet de ene vlag de ander bestrijdt, maar waar in een andere vorm iets ontstaat. Gestut door twee brandende kaarsen van hoop en licht.

Waar je dan ineens kan horen, net als toen bij die muur: “Wij hadden met àlles gerekend, maar niet met tulpen en licht, daar waren we niet tegen gewapend.”

Hinrick

‘Zusters van het gemeene leven in Deventer’ (donderdagavond 20 maart) met Nelleke Boonstra

Op donderdagavond 20 maart komt Drs. Nelleke Boonstra ons vertellen over “Zusters van het gemeene leven in Deventer”.

Het begin van de beweging ‘Moderne Devotie’ in de middeleeuwen.

In de 14e eeuw was het leven in kloosters vaak niet al te vroom. Vernieuwing was nodig. Een van de bewegingen die dat in gang heeft gezet was de beweging van Thomas à Kempis : ‘ Moderne Devotie’. Een krachtige beweging die in grote delen van Europa in kloosters venieuwingen bracht in de 15e eeuwocht o. En later.
We gaan het deze avond hebben over de oorsprong van deze beweging. En dat gaat niet over kloosters.
Het is Geert Grote, die met afkeer van de bruidsschat om in te treden in het klooster (dus niet voor arme mensen), een andere samenlevingsvorm zocht voor mensen die deugdzaam wilden leven. Hij stelde zijn huis beschikbaar voor arme vrouwen, en stelde het onder beheer van de stadsraad van Deventer. Het is 1374.
Zo ontstaat de gemeenschap ‘zusters van het gemeene leven’ in Deventer.
We focussen deze avond op het zusterhuis, wie waren zij, hoe leefden zij en welke uitstraling hadden zij naar andere plaatsen? Deze vrouwen hadden namelijk met hun leefgemeenschap en hun devote leven een grote uitstraling in Deventer, de omringende steden, Holland, tot ver in het Rijnland, de grens over .
We lezen een paar bronteksten uit 1450 van het zusterhuis zelf en verkennen invloed van de beweging van deze zusters (en broeders) in Groningerland. 
drs. Nelleke Boonstra.

Ze heeft onderzoek gedaan naar Geert Grote en de beweging in Deventer in de 13e en begin 14e eeuw.

Plaats: ’T Ol Schoultje
Tijd: 19.30 tot 21.30 uur
Opgave: bij Hinrick Klugkist, 06-30078371 of via de mail klugkist@icloud.com
Kosten € 4,00

Omgaan met mensen met dementie (donderdagavond 27 februari) met Stefien Jansen

Op donderdag 27 februari a.s. organiseert de Commissie Bezinning en Cultuur een avond waarop Stefien Jansen met de deelnemers in gesprek zal gaan over dementie en zij omschrijft de invulling van deze avond als volgt:

Deze avond zullen we stilstaan bij onze omgang met mensen met dementie en andere situaties waarbij (oudere) mensen geheugenproblemen tonen of verward gedrag laten zien. Wat is dementie eigenlijk?
Als we het hebben over omgaan met mensen met dementie ontkomen we er niet aan om het te hebben over omgaan met elkaar. Wat vinden we daarbij zelf belangrijk? En wat betekent dat wat wij belangrijk vinden in omgaan met elkaar, voor het omgaan met mensen met dementie?
Ik stel me voor dat ik informatie deel over dementie en over vormen van communicatie. Daarnaast wil ik graag met de deelnemers van de avond in gesprek over elementen in de omgang met elkaar die voor jezelf van grote waarde zijn. En vervolgens hoe je kunt streven naar waardevolle communicatie met demente mensen.

Het lijkt me van belang dat de avond niet strak volgens definities verloopt, maar dat we er naar zoeken om praktisch van elkaar te leren.
Bij nader inzien hebben we afgesproken dat we met maximaal 15 deelnemers werken om een goed gesprek mogelijk te maken. Mocht er veel meer belangstelling zijn dan herhalen we de avond later nog een keer.

Deze avond zal gehouden worden op donderdag 27 februari 2025 om 19.30 uur in ’t Ol Schoultje. U kunt zich tot 23 februari opgeven bij Betty van der Molen graag per mail: bvandermolen2017@gmail.com 

Zoals gewoonlijk wordt voor deze avond een bijdrage van € 4,00 gevraagd.

Versterking van de kerk

De kerk versterkt?

De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) doet sinds enige tijd ook onderzoek naar de noodzaak van versteviging van kerkgebouwen. Daarbij staat de veiligheid van de gebruikers voorop, zoals bij woonhuizen die van de bewoners. Evenals bij de woonhuizen kun je sceptisch opmerken dat er tot nu toe nog niemand door een vallende steen of anderszins is getroffen. Dit neemt niet weg dat het goed is om ten minste na te denken over de veiligheid van de gebouwen in het onverhoopte geval van een zwaardere beving. Daarbij komt dat we als kerkgemeenschap verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de gebruikers van het gebouw waarvan we eigenaar zijn.
Vanaf oktober 2023 zijn we, samen met onze bouwkundige Erwin van der Veen vaan DAAD architecten, over deze kwestie in gesprek met de ‘programmamanager erfgoed’ van de NCG, de heer Bert Vruggink. Hij liet weten dat uit een voorlopig onderzoek was gebleken dat het bij de versterking van de monumentale kerken voornamelijk zou gaan over de staat van de gewelven en over de vraag op welke manier die het best kunnen worden versterkt als dat nodig mocht zijn. Omdat de kerken rijksmonument zijn is ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hierbij betrokken. Deze dienst heeft een lijst opgesteld van zestien kerken met gewelven in het aardbevingsgebied, waaronder die van ons. In eerste instantie worden naast onze kerk, die immers midden in het epicentrum ligt van de zwaarste beving tot nu toe, ook de kerken van Westeremden, Leermens en Westerwijtwerd onderzocht.
Er zijn sindsdien diverse onderzoeken uitgevoerd, waarvan ik de details hier maar achterwege laat, ook al omdat ze nogal technisch van aard zijn en ik ongetwijfeld fouten zou maken als ze probeer weer te geven.

Dat de zaak breed wordt aangepakt bleek wel op 8 januari jongstleden, toen zich een groep (door Reint aangeduid als peloton) deskundigen in de kerk meldde om de toestand ter plaatse te bekijken. Als ik het goed heb onthouden waren er vertegenwoordigers (deskundigen en constructeurs) van/namens de NCG, BORG (een bundeling van bouwkundige experts), de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, LIBAU (leefomgeving en cultureel erfgoed), de Stichting Groninger Kerken en van de (Italiaanse!) StudioCalvi (heeft uitvoerig gerapporteerd over onder meer onze kerk).

De eerste rapporten van Calvi gingen vooral over de gewelven (koepels) en de (on)mogelijkheden om die te versterken. Tijdens de bijeenkomst bleek dat dit inmiddels is achterhaald. Nader onderzoek wees uit dat vooral de gemetselde gewelfbogen versterkt zouden moeten worden: een veel minder ingrijpende oplossing. Het gaat kort gezegd om het boren van diepe ongeveer 1 cm. ronde gaten, die gevuld worden met versterkend materiaal. Er werd bekeken of dat van onderaf zou kunnen (dus in de kerk) of wellicht ook van bovenaf. Dit zal nog nader worden onderzocht. Wordt vervolgd…

Van meerdere kanten kregen we hartversterkende complimenten over de staat van de kerk en het kerkhof!

Dick Jalink

Oaventuren in de Stadsschouwburg

Het jaar loopt op z’n einde en ik loop, kuier op de laatste dagen op mijn slofjes de stad door, onderweg naar de Stadsschouwburg. Stap ruim op tijd het monumentale zang- en toneelhuis binnen en bedenk dat dit prachtige theater uit 1883, vijftig jaar geleden bijna afgebroken zou worden omdat onderhoud -ook toen- minder sexy is dan nieuwbouw. Wat een geluk om hier op deze plaats, in deze akoestiek van verstilde muziek en Grunneger teksten te kunnen genieten. Even op oaventuur komen, luisteren naar de buurvrouw van de kerk, Marlene Bakker.

Zittende halverwege rij drie overzie ik het mensverlaten podium voor me. Het beeld staat op mijn netvlies gegrift. Vanuit mijn gezichtsveld ziet ademt het bijna intimiderend, drie grote stagemonitoren, een licht aan stemmigheid, grenzend aan grimmigheid. Harde percussie, gierende gitaren en een dramatische Nord Stage in het verschiet? Later, bij beter zicht zie ik toch nog een geruststellend element van lichtheid: een vleugel. Maar toch, die stagemonitoren (om zang zelf te verstaan) doet me ‘ergens in de verte’ denken aan een voorstelling van Youp van ’t Hek uit 1994, daar zijn het gifvaten, gedumpt in een bunker -als u ze maar niet op zondag brengt- giftig zwerfafval, het bleek -dertig jaar nadien- het beste van Youp te zijn geweest. Verbeelden die vaten, onze levenssoep van later in dit verslag?

Maar dan, Marlene neemt ons mee -een volle schouwburg- haar oaventuren vol luisterliedjes in. Te beginnen met ‘Waarkhanden’ dij heur plougend in t laand van kunsten, op dit podium brocht het. Ik luister, verwonder mij over de prachtige uitgebalanceerde mix tussen percussie, akoestisch- en electrisch gitaarspel en de vocalen die m’n trommelvliezen strelen. Niets overheerst, oordoppen kunnen gerust in de tas blijven, een weldaad voor het aandachtig luisterend gehoor om me heen.

Mooi hoe Marlene ruimte schept aan instrumentalisten door tijdens solopartijen, achterin de diepte van het podium te verkennen en dansend de muziek instapt om daarna voorop het podium in de microfoon te kruipen en met haar bijzondere, gelaagde stem een volle zaal mee te nemen haar intieme liedteksten in. Een wiegeliedje -met gesloten ogen hoor je immers meer- ik dommel even, een applaus wekt me verschrikt wakker. ‘Zolaank’, tot wie der nait meer binnen, klinkt klein, teer, teder. Het blazerstrio op de achtergrond geeft een lied als ‘stain’ nog meer stevigheid dan wat er aan body in stenen zit. Live klinkt het allemaal zoveel beter dan de -toch ook- warme klanken van de langspeelplaat hier op de speler. Buiten de stainen van de stadschouwburg is het guur en koud. ‘Wat is der loos?’ Een uptempolied klinkt. De samenleving ademt rumoer en kilte, maar gelukkig worden we onder gedoofd licht nog even een moment vastgehouden de warmte in van een volksverhaal onder kaarslicht. Marlene leest nog een verbindend verhaal (uit Reints bibliotheek) over het leven dat als een geweven kleed, nooit af is omdat er altijd losse eindjes zijn. Omdat je de draad weleens kwijt bent. En met dat draad ontstaan dan zomaar nieuwe patronen van verbinding. Het verhaal gáát: een oude vrouw in een grot, gaande met monnikenwerk, een kleed met rauwe rafels, als het leven zelf. Omdat dingen nu eenmaal uitelkaar dreigen te vallen. Noem het polarisatie, niet meer factchecken, onderbuik of Faber.

Tegelijkertijd, op een afstandje in die grot gloeit het levensvuur, vuur dat de oude vrouw verwarmt, maar ook daarboven een ijzeren ketel vol soep met toevoegingen en ingrediënten die de levenssoep de moeite waard maken, zoals dat kleine momentje van vreugde, een ontmoeting, een vriendschap. Vuur dat nooit meer dooft… Wèl blijven roeren in een wereld die snel aangebrand is: noem het klimaatverandering, korte, verhitte lontjes. Roeren en weven, dat wat los zit helen, draadjes verbinden van mensen wanneer het leven gewond maakt, of als er een steekje aan mij los zit. Er is naast die vrouw nòg een bewoner die in de grot leeft, een grote zwarte kraai. Als de vrouw opstaat van haar weefwerk om door de soep te roeren, gaat de kraai voor het weefkleed zitten en pikt, pikt en pikt draad voor draad  tot de vrouw terugkeert naar het kleed en de kraai ergens in een hoekje gaat uitrusten van zijn werk. De vrouw pakt de draad weer op en er is geen teleurstelling of woede, maar er ontstaat nieuw werk, omdat weven en scheppen altijd doorgaat. Van Scheppen en vannijs Scheppen, ook al is onze levensdraad versleten en hangt het aan een zijden draadje wachtend op die kraai die leed komt aanzeggen door het leven af te pikken. De vrouw en de kraai weten zich tot elkaar verbonden. Zodra de vrouw opstaat om te roeren vliegt de kraai tevoorschijn. Ze weten dat mocht het weefsel ooit klaar zijn, in al zijn perfectie zou zijn… Dan zal de wereld aan zijn einde komen, dan is immers de levensdraad op. Daarom weeft de vrouw en spint daar garen bij, zodat er nieuwe patronen, een nieuw, ander kleed ontstaat, door alle tijdstijden heen.

Ook wij breien voort en roeren in onze soep van leven om er geen aangebrande wereld van te krijgen. Maar tegelijkertijd zien we het journaal. Wij zijn zelf die vrouw en kraai en maken er soms, ongewenst een aangebrande soepzooi van, in ons eigen kleine wereldje van zijn.

Terwijl ik nu door de gebrouwen soep roer, en deze opsoupeer, dank ik Marlene, band en blazers voor de fantastische avond en brei er geloof ik maar een einde aan.

Hinrick Klugkist

Muur- en gewelfschilderingen, Reint Wobbes in Noordbroek

Geregeld ga ik naar Noordbroek, waar de vier dames van Bouwhuis en Journee de schilderingen restaureren wat ze ook in Huizinge deden. De forse kruiskerk daar stamt uit de eerste helft van de 14e eeuw. Schip en dwarspand zijn laatromaans, het koor ook, maar vertoont reeds de gotische vormentaal. Aan de straat staat een vrijstaande klokkentoren die ook de toegang tot het kerkhof was.
Het gebouw is binnen geheel in steen overkluisd met meloenvormige gewelven zoals in Huizinge.

Zijn de schilderingen in Huizinge op een hoogte van 11.20 meter aangebracht die te Noordbroek bevinden zich plm. 20 meter boven de vloer.

Omdat er soms voorstellingen tevoorschijn komen die vragen oproepen, nam ik de laatste keer architectuurhistoricus Kees van der Ploeg mee, om ook zijn mening te horen. Wij bewonderen de dames om hun grote vakkennis en zij waarderen ons om onze kennis van de kerken in het Waddenkustgebied. De schilderingen op gewelven en wanden in Noordbroek bestrijken een periode van drie eeuwen: de oudste stammen uit de bouwtijd de jongste uit 1599.
Te zien zijn o.a. De Wonderbare Visvangst. Kroning van Maria, Doop in de Jordaan, Man van Smarten, Christoforus en diverse andere heiligen.
Er wordt nu gewerkt aan de voorstelling van het Laatste Oordeel. In Groningen zijn in acht kerken dergelijke voorstellingen te zien, vaak fragmentarisch, maar in Noordbroek, Huizinge en Middelstum zijn ze nagenoeg compleet bewaard gebleven. In eerstgenoemde kerken zijn ze omstreeks 1470 aangebracht, die in Middelstum rond 1550 in renaissancestijl naar een voorbeeld Albrecht Dürer, de Duitse kunstschilder wiens tekeningen houtsneden en kopergravures in heel West-Europa verspreid werden.

Noordbroek; Laatste Oordeel en in de koorsluiting Christus als Man van Smarten

In de meest ontwikkelde vorm bestaat de voorstelling uit drie onderdelen. In het midden is Christus gezeten op de regenboog met de wereldbol onder zijn voeten. Hij toont de wonden in handen, voeten en zijde. Uit zijn mond komen een zwaard en een lelietak, attributen die staan voor gerechtigheid en barmhartigheid, want hij spreekt recht. Ook zijn er engelen blazend op bazuinen. Aan Christus’ rechterzijde de hemel met Maria en soms Petrus. Ter linkerzijde van Christus is de hel, vaak voorgesteld als een opengesperde muil.

Tussen Christus en de hel staat Johannes de Doper. Doden staan op uit hun graven, en soms is er de aartsengel Michael, die de zielen weegt. Engelen begeleiden degenen die niet te licht zijn bevonden hemelwaarts, waar ze door Petrus worden verwelkomd. Verdoemden worden hellewaarts gedreven waar ze door duivels worden gekweld. In Huizinge en Noordbroek, waar de schilderingen uit de gotiek stammen, is de hemel afgebeeld als een torenachtig gebouw, als het huis met de vele woningen en hel als de hellemuil, de Leviathan. In Middelstum zijn zowel de hemel en de hel burchtachtige gebouwen, De Stad Gods met de gouden straten en de zondige stad Babel, de Hoer van Babylon. De zitplaats van Christus op de regenboog en de wereldbol onder zijn voeten zijn ontleend aan Genesis 9:13 en aan Jesaja 66:1 De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten.

De oudste voorstellingen van Christus in onze kerken zijn die van de Majestas Domini, de Majesteit des Heren, zoals die nog vaag te zien is in de gewelfschotel in het koorgewelf in Huizinge.

In de voorstelling van het Laatste Oordeel heeft wat de Christusfiguur betreft ook verwantschap met de Majestas Domini daar hij zijn rechterhand heeft geheven in het spreekgebaar met twee gestrekte vingers. Later misschien aan het einde van de 13e eeuw wordt men zich meer bewust van het lijden van Christus en toont Hij zijn doorboorde handen voeten en zijde, de lijdende Christus. Ook een andere voorstelling wordt geleidelijk aan in Het Laatste Oordeel opgenomen die van de Deësis, Christus geflankeerd door Maria en Johannes de Doper, de belangrijkste vertegenwoordigers van alle heiligen die voorbede doen voor hen die het oordeel wacht.

Laatste Oordeel met een
stevig uitgevoerde Johannes de Doper                            

Nooit zag ik de schilderingen in Noordbroek van zo   dichtbij, het is interessant ze te vergelijken met die in Huizinge. Het Laatste Oordeel in Noordbroek is uitgebreider dan in Huizinge, maar wat hel en hemel betreft zijn ze bij ons beter bewaard. Mijn respect voor de vakbekwaamheid van de dames van Bouwhuis en Journee groeit nog steeds. Als u nog nooit het ensemble van kerk met beroemd orgel, kerkhof, leerhuisje en pastorie met Engelse landschapstuin te Noordbroek hebt gezien mist u meer dan zomaar een kerk.

Reint Wobbes 2025

Nuance

Al zo lang ik leef voel ik me iemand van het midden. Ik kan soms heel blij zijn en ook wel eens de pest in hebben, maar over het algemeen zijn de emoties redelijk onder controle. Daar voel ik me dan best schuldig over, indachtig het woord van Johannes in Openbaring waarin hij mensen veroordeelt die noch warm, noch koud zijn, maar lauw. In hedendaags taalgebruik zou je zo’n houding kunnen omschrijven als conflict mijden. Het gekke is dat dat enigszins negatief klinkt, terwijl ik toch vind dat er weinig mis is met het voorkomen van ruzie. Met de woorden van Paulus (in Romeinen 12,18): “Houdt, voor zover het aan u ligt, vrede met alle mensen.” “Maar als je altijd maar de lieve vrede wil bewaren lopen mensen zomaar over je heen”, hoor ik dan. En dat is ook weer waar. Overigens, als genuanceerde jongen heb ik heus wel mijn emoties. Ik kan ontzettend ontroerd raken van mooie muziek. En dat gebeurt best vaak. Niet zoals die mensen in ‘De beste zangers’ (wie bedenkt zo’n arrogante eigenwijze titel?), die in huilen uitbarsten zodra ze een liedje van zichzelf horen dat door iemand anders wordt gezongen. Dat heeft volgens mij meer met ego te maken dan met ontroering. Of zo’n jurymevrouw van het EO-programma ‘Zing!’, die wel héél snel geroerd wordt door een koor of zanggroep, en die dat dan ook nog eens, wijzend op haar kennelijk gekippenvelde arm, aan ons als kijkers wil laten zien.  Het programma viel me niet mee, weinig opwindende muziek, veel getuttebel, een immer glimlachende presentatrice en een jury (waarin niet eens een echte koordirigent zit!), die het vooral niet heeft over de muzikale basisvaardigheden als gewoon mooi zuiver kunnende zingen… Ook bijzonder trouwens: regelmatig zag je juryleden enthousiast meezingen met de deelnemende zanggroepen. Vreemd. Een scheidsrechter bij een voetbalwedstrijd blijft toch ook van de bal af. En daarnaast is het ook knap lastig om te beoordelen wat je hoort als je zelf meedoet. Bij onze cantorij missen we wel eens wat mensen, en dan zing ik met de bassen mee. En ik zing graag, maar hoor dan lang niet elke nuance in de rest van het koor. We zijn een nieuw jaar begonnen. In het begin van dit verhaal viel de term conflict mijden. Dat is van veel wereldleiders niet bepaald de meest in het oog springende eigenschap. Poetin blijft maar doorgaan, en ook Netanyahu weet van geen ophouden. In ons eigen land komen meningen steeds steviger tegenover elkaar te staan en wordt elke mening of elk argument dat iemand te berde brengt met grove tegenargumenten beantwoord, al dan niet vergezeld van hevige bedreigingen. Zelfs een onschuldig vermaak als de keuze van ‘het-woord-van-het-jaar’ geeft aanleiding tot verhitte debatten en wordt in arren moede maar afgelast. In verband met de internationale situatie wordt ons aangeraden een overlevingspakket aan te schaffen voor het geval essentiële zaken als energie en water uitvallen of worden gesaboteerd. Je kunt je, al tientallen jaren levend in vrede en welvaart, haast niet voorstellen dat het nog eens zover gaat komen, maar het zijn onzekere tijden. Terugkomend op Johannes én Paulus zou je wensen dat de wereldleiders wat lauwer zouden zijn. Dat ze een wat kleiner ego zouden hebben, wat minder met ‘ik’ bezig zouden zijn, maar wat meer met ‘wij’, met elkaar, kortom, met meer nuance.

Brengt me op een goede wens voor 2025: Laten we hopen op een gelukkig en vooral genuanceerd nieuwjaar!

Kees Steketee