De ‘commissie vorming en toerusting’ is weer voorzichtig begonnen met de invulling voor het nieuwe seizoen. Er staat van alles in de steigers, maar u kunt in ieder geval de volgende data noteren:
Maandagavond 27 september: Kees Reinders zal ons het volksverhaal vertellen van de overtocht der zielen.
K. ter Laan noemt dit verhaal in zijn boek Groninger Volksleven een mythe, een overlevering die betrekking heeft op het goddelijke. Dit verhaal is in de Griekse mythologie bekend als ‘Charon de veerman van de Styx’. Charon, een god uit de Griekse mythologie, was de veerman van de dood. Hij moest de doden begeleiden bij hun overtocht van de rivier de Styx naar het dodenrijk.
Kees Reinders zal ons op zijn onnavolgbare wijze in het Gronings vertellen van de overtocht der zielen in onze eigen omgeving: ‘de vouerman mit peerd en woagen woonde in de buurt van Waarvm en ‘t schip lag ook achter Waarvm’.
De avond begint om 19.45 uur in ‘t Ol Schoultje. De vertelling duurt ongeveer een half uur, na afloop is er ruimschoots tijd voor vragen enz.
U kunt zich tot 23 september opgeven bij Betty van der Molen, graag per mail: bvandermolen2017@gmail.com
Donderdagavond 21 oktober: Reint Wobbes zal een lezing houden over de geschiedenis van de kerk van Huizinge met speciale aandacht voor de kerkboerderij. De boerderij is een wezenlijk onderdeel van de financiële huishouding van onze gemeente. Het leek ons daarom mooi om hierover wat achtergrondinformatie te verschaffen en zo een en ander wat meer onder de aandacht te brengen. Reint Wobbes is natuurlijk dé persoon die ons daarover kan vertellen.
De avond begint om 19.45 uur in ‘t Ol Schoultje.
U kunt zich opgeven bij Gera van der Hoek, het liefst per mail: gera.vdhoek@tele2.nl
Een terugblik op de afgelopen periode waarin we geen fysieke kerkdiensten konden houden.
Beste gemeenteleden en allen die zich met ons verbonden voelen,
We zijn blij dat er steeds minder Covid-19-besmettingen zijn en dat de opnames op de IC’s en verpleegafdelingen van het ziekenhuis aan het afnemen zijn.
Daardoor en omdat al velen van ons zijn gevaccineerd, is het gelukkig weer mogelijk om kerkdiensten met 30 bezoekers te houden. Het ziet ernaar uit dat we dat aantal binnenkort los kunnen laten en dat we zelfs weer voorzichtig kunnen beginnen met zingen. Stapje voor stapje zien we uit naar ‘normaal’, alhoewel we nog niet weten hoe dat precies zal zijn. De tijd zal het leren nietwaar?
We zijn in ieder geval ontzettend blij met de situatie zoals die nu is, maar kijken zeker met dankbaarheid terug op de lockdown-periode, die achter ons ligt, op hoe er met inzet van velen mooie diensten zijn gemaakt die op zondagochtend op ons YouTube-kanaal, te beluisteren waren.
Toen we eind november 2020 plotseling weer moesten stoppen met de kerkdiensten met bezoekers, waren de diensten voor december al in voorbereiding. Hoe het zo gekomen is weet ik niet meer, maar we zijn toen de diensten gaan opnemen op de zaterdagochtenden zodat ze op zondagochtend om 9.30 uur beluisterd konden worden. Dat bleek een goed concept, de routine ging steeds beter en ook de uitvoering werd steeds professioneler.
Graag wil ik namens de kerkenraad grote waardering en heel veel dank uitspreken naar iedereen die heeft meegewerkt om deze diensten mogelijk te maken.
Alle voorgangers die bereid waren om op zaterdagochtend naar de kerk te komen, de kerkenraadsleden die bij toerbeurt hun functie vervulden, Reint voor het verwarmen van de kerk, Martje en Roely voor de mooie boeketten bloemen, uiteraard de organisten Kees en Jan, de begeleiding op saxofoon door Jolanda en het maken van de opnames door Hinrick.
Zonder ook maar iemand iets te kort te willen doen wil ik Kees, Jolanda en Hinrick in het bijzonder bedanken.
Hinrick die de opnames maakte en monteerde, hetgeen meerdere uren per dienst in beslag nam. Geweldig dat je dat deed en doet Hinrick, want het gaat immers gewoon door. Petje af.
Veel bewondering voor jou, Kees. Ondanks de moeilijke en zware tijd voor, tijdens en na de operatie van Gera speelde je het telkens weer klaar om prachtige muzikale omlijstingen voor de diensten te maken. Zo mooi met de vele keren dat Jolanda meespeelde op saxofoon. Geweldig van jou Jolanda, heel veel dank ook voor jouw inzet.
Nu gaan we vol goede moed nieuwe tijden tegemoet, waarin we al in de vorm van medewerking van enkele cantorijleden, een mooie Pinksterdienst vierden. Zo fijn, Gera, dat je daar alweer aan mee kon doen en dat je zelfs al solo hebt meegewerkt in de een na laatste online kerkdienst.
Wie zou niet graag eens door de hemelpoort willen gaan en het paradijs betreden? Niet per se als uitverkorene, maar gewoon, voor een bezoekje? Zelfs voor de meest rechtschapen Christenmens lijkt dat geen sinecure, maar in een bos bij het Friese Mildam kan het. Zomaar, gratis voor niks. Louis Le Roy (1924-2012) heeft daar gedurende tientallen jaren met ontelbaar veel afgekeurde en overtollige bakstenen, klinkers, trottoirbanden, sierbogen en andere steenachtige materialen een wanordelijk paradijsje geschapen. Betreden kan je het door een reusachtige poort, gebouwd van op elkaar gestapelde tegels, die boven de toegang is voorzien van een steen met daarop een vrijwel onleesbare tekst die, bij aandachtige beschouwing, ‘PORTA COELI’ blijkt te luiden. In het bos achter de poort bevindt zich de ecokathedraal, een overwoekerd doolhof waar orde en chaos, opbouw en afbraak, het complete en het onvolledige verrassend vervlochten zijn. Zwervend door de mysterieuze wildernis stuit je op intrigerende bouwwerken die doen denken aan megalithische heiligdommen, sacrale offerplaatsen, Yukateekse piramides of prehistorische menhirs.
In de jaren ’70 werd landschapsarchitect Le Roy bekend door zijn boek Natuur uitschakelen, natuur inschakelen. Hij propageerde ‘wild tuinieren’, onder het motto ‘onkruid bestaat niet’. Niet beheersing en manipulatie van de natuur stonden centraal, maar het vrije spel van harmonie en frictie tussen mens en natuur. Zijn tuinen oogden grillig, niet de tuinierende mens had er de regie, toevalligheden regeerden. Biodiversiteit kwam tot stand door variaties in grondsoort, vochtigheid en droogte, zonlicht en schaduw, soortenrijkdom door preferenties van insecten en hoogteverschillen in steenstapelingen. Le Roy’s ideeën vonden hier en daar navolging: in de Groningse wijk Lewenborg, in de wijk Heerenveen-midden, bij de kunstenaar Erik Terlouw in Godlinze en op andere plaatsen.
Moe van beknotting door regeltjes en voorschriften kocht Le Roy uiteindelijk een paar hectare bos in Mildam om daar in volle vrijheid zijn magistrale ecokathedraal te laten verrijzen. Zijn schepping is niet af en zal dat nooit zijn, want de inwerking van de tijd is essentieel. Niet toevallig is het beheer dan ook in handen van de Stichting Tijd.
Nog steeds inspireert Le Roy. Zo is onlangs ‘Bamboeman’ Remmo Georgius uit Kloosterburen gegrepen geraakt door zijn ideeën. Op een lap grond in Grijssloot bij Leens bouwt hij een eigen ecokathedraal. We fietsen er zo nu en dan langs om te zien hoe het vordert.
Dat we er laatst een grasmaaimachine aantroffen, baart ons zorgen.
Vele maanden zaten we daar: ieder achter ons eigen scherm, om de kerkdiensten te kunnen meemaken. Maar die diensten kwamen niet vanzelf op YouTube terecht. Daarom een interview met Hinrick, ons eenpersoons opnameteam, die dit alles vanachter zijn eigen scherm mogelijk maakt.
Hinrick, hoe is het eigenlijk zo gekomen?
Op 4 maart 2016 is er een YouTube-account aangemaakt door Frank Colstee. Hij plaatste een oproepje in de nieuwsbrief en, samen met Reint, meldde ik me aan. Met het programma Picasa (Frank) bleek het bijvoorbeeld lastig om liturgie en geluid samen te laten vallen en deze op het juiste moment in de geluidsopname te plakken. Reints apparatuur bleek niet helemaal tegen de moderne tijd opgewassen en ik gebruikte weer een ander programma, iMovie van Apple. Dus ja, toen bleef ik over en ben het maar blijven doen. Met heel veel plezier! Er staan inmiddels 349 video’s op ons kanaal, en we hebben 102 abonnees (vóór corona ongeveer 50). En we hebben 44.000 views gehad sinds 2016. Tot zover de getallen.
Vóór corona nam ik alleen het geluid op met een apparaatje naast de collectezakken (wat mis ik die rondgaande belletjes) en monteerde er daarna foto’s van de liturgie overheen. Nu staan er twee telefoontjes op een statief bij, voor wat beeldvariatie.
Het programma ‘Overwegend muziek’ begon in ik meen april 2020 en ging door tot juni van dat jaar.
In december 2020 begonnen we met het opnemen van de kerkdiensten op zaterdagmorgen en het uitzenden ervan op zondagmorgen, tot Pinksteren dit jaar. Ik mis het, die -bijna- privé-concerten op zaterdagmorgen in een tijd dat er geen orkestzaal open was, en het openbaarde zich in Huizinge dankzij het muziekschrijvende monnikenwerk van Kees en de muzikaliteit ook van Jolanda en Gera. Eigenlijk ook wel een wonderlijke eer, dat je daarna die muziek meeneemt naar huis en dan vrijelijk mag gaan knutselen.
Hoeveel tijd besteed je gemiddeld per dienst aan monteren en opladen?
Nu ik met verschillende camera’s werk is dat meestal iets langer dan daarvoor. Beeld en geluid moeten niet uiteenlopen, maar dat doet het na een minuut of vier wel, dus moet je een ‘knipje’ doen of van beeld wisselen. Reken een uur of drie, met uitschieters naar vier of vijf uur. Maar dan ben ik tegelijkertijd ook lekker de dienst aan het terugluisteren. De charme van het opnemen op onze wijze is dat het voor de kerkbezoeker niet beeldbepalend is. Dat we geen headsets, kabelbrij en mengtafels in de kerk hebben, maar slechts een telefoontje of een geluidsrecorder op een ‘stokje’, daarin huist de eenvoud. Die moderne groteskheid past ook niet in onze kerk uit de dertiende eeuw. Als je zulke apparatuur wel hebt, zit je alleen maar als opnametechnicus bij de dienst en beleef je de dienst zelf niet.
Wat was voor jou een bijzonder moment?
De opname en montage van de uitvaartdienstvan Janny Meems. Ik heb toen van haar facebookpagina enige schilderijtjes afgehaald die ze zelf had gemaakt en die erin gemonteerd.
Ook de Paascyclus vond ik heel bijzonder. Nog niet eens op het moment zelf misschien, dan ben ik toch druk met opnemen, maar daarna, toen ik het geheel terugzag, ontroerend.
Krijg je wel eens iets terug van de luisteraars?
Niet vaak, soms wel. Bijvoorbeeld als de kwaliteit niet goed is. In zo’n geval (tip!) kun je in YouTube rechtsonder kijken bij Instellingen, dan naar Quality, en instellen op 1080p.
Heb je hier een opleiding voor gehad?
Nee joh! Hoewel? Op de lagere school: knippen en plakken. Ach nee, zulke dingen vogel ik al doende uit. Ik werk momenteel met iMovie; in de toekomst wil ik nog wel eens naar een professioneler programma (Final Cut Pro) kijken.
Wanneer is een opname voor jou geslaagd?
Ik heb eigenlijk nooit dat ik denk: dit was weer helemaal niets. Wel een keer gehad dat Jan Smid opbelde dat hij alleen maar zwart beeld kreeg. Toen heb ik ‘m opnieuw ingeladen. En o ja, een andere keer stond Caroline haar dienst er maar half op. Toen heeft ze nog een halve preek en gebeden overgedaan bij mij thuis op de (kerk)bank. (Hinrick heeft inderdaad een prachtige Engelse kerkbank in zijn kamer staan, BdB). En jaren geleden stond ik vreemd te kijken naar een lege opname, had ik bij het opschroeven van het recordertje een schuifje verschoven. Sindsdien doe ik altijd een klein testje van tevoren. Ach en gisteren, 6 juni had ik een camera zo neergezet dat Andries achter een kelkje van licht verdween, niet handig, gelukkig zoom je dan maar in op de vrouwencantorij.
Kijk je wel eens naar hoe andere kerken het doen?
Soms. En dan ben ik zo blij met Kees, Jan, Gera en Jolanda, zodat we in andere tijden, dezelfde sfeer kunnen laten doorklinken. Ik weet dat een paar conservatoriumstudenten regelmatig even online kijken hoe onze organisten omgaan met de liederen.
Vind je het niet belastend, om altijd aan de beurt te zijn?
Nee, ik doe het graag. Iedereen doet wat hij of zij kan, dat is juist zo fijn hier. En ik geniet van de kleine creatieve ingrepen: de juiste foto ergens bij zoeken, maar wel zo dat het klopt met de Huizinger sfeer. Zo’n filmpje als laatst van het dauwtrappen op Hemelvaartsdag is daar een aardig voorbeeld van, denk ik.
In de vorige nieuwsbrief heeft de kerkenraad het al benoemd om, als het kan, de diensten op te gaan starten op 1e Pinksterdag. Welnu: de kerkenraad durft het aan om met ingang van zondag 23 mei, op 1e Pinksterdag, weer te beginnen met kerkdiensten met bezoekers!
Omdat al het grootste deel van onze gemeenteleden de eerste vaccinatie heeft gehad, achten wij het verantwoord met inachtneming van alle maatregelen weer te starten. Maar er mag nog niet gezongen worden. Daarom is het natuurlijk des te mooier dat een groepje zangers uit de cantorij meewerkt aan de dienst op 1e Pinksterdag. We hopen dat er gauw meer mogelijk is in de diensten en dat dan de gehele cantorij weer kan repeteren en als vanouds in haar geheel kan meewerken aan de diensten.
Net als in de afgelopen periode het geval was, wordt het begin en einde van de dienst met beeld uitgezonden op YouTube, zodat mensen thuis de bemoediging en de zegen niet alleen horen maar ook zien.
Voorlopig krijgt u de orde van dienst ook per mail toegestuurd, omdat we de diensten nog niet met iedereen tegelijk kunnen bezoeken. Er geldt nog steeds een maximum van 30 personen en 1,5 meter afstand.
Het koffiedrinken na afloop van de dienst is nog niet aan de orde. We hopen op uw begrip hiervoor.
Om ons geheugen wat op te frissen volgt hieronder nog maar eens het protocol:
Corona-protocol kerkdiensten Huizinge per mei 2021
(een combinatie van overheidsregels en PKN-richtlijnen)
Uitgangspunten:
• Er geldt een maximaal aantal personen van 30;
• tussen de kerkgangers dient anderhalve meter afstand gewaarborgd te worden;
• huisgenoten mogen naast elkaar zitten;
• vooralsnog is er nog geen mogelijkheid voor het delen van brood & wijn;
• gemeentezang is nog niet mogelijk; wel mogen er een aantal voorzangers (enkele leden van de cantorij) het zingen verzorgen;
• de organist overlegt met de voorganger over de te spelen muziek/liederen;
• er zijn geen collectes, ook geen schaalcollectes;
• de opzet van de liturgie is als gebruikelijk, maar de dienst duurt korter;
• bij keelpijn en/of verkoudheid, en bij koorts blijft u thuis.
Logistieke maatregelen:
• De gemeenteleden en de vaste groep belangstellenden wordt gevraagd zich per dienst op te geven op het e-mailadres: pghuizinge.aanmelden@gmail.com
• wie geplaatst is krijgt daarvan bericht;
• Het opgeven voor de dienst op 1e Pinksterdag kan vanaf 17 mei.
• Tot er wat meer mogelijk is, mag u maximaal drie keer achtereen een dienst in Huizinge bijwonen. Zo wordt het voor iedereen mogelijk de dienst niet alleen online maar ook in het echt te bezoeken.
• Per dienst zijn naast de ouderling van dienst en de afkondiger ten hoogste één of twee andere kerkenraadsleden aanwezig;
• twee kerkenraadsleden houden toezicht en wijzen de mensen hun plaats; er is een looproute aangegeven over het middenpad.
• Bij binnenkomst en verlaten van de kerk draagt iedereen mondkapjes. Ook ontsmet men bij binnenkomst de handen. De benodigdheden hiervoor liggen en hangen in de hal.
• De liturgie-boekjes liggen klaar op de banken en stoelen en geven de juiste plaatsen aan;
• liggen er twee of meer boekjes naast elkaar, dan betekent dat, dat daar een echtpaar of huisgenoten uit één gezin plaatsnemen.
• De kerkgangers wachten buiten, met gepaste onderlinge afstand, en worden één voor één of per tweetal binnengelaten en naar hun plaats verwezen; de kerk wordt van voor (koor) naar achter (hal) gevuld.
• De afkondiger haalt als iedereen zit de voorganger en de ouderling van dienst op uit de consistorie;
• de afkondiger, de ouderling van dienst en voorganger lopen naar hun plaatsen;
• na de afkondigingen, het aansteken van de leeskaarsen en het stil gebed groet de ouderling van dienst de voorganger en gaat de voorganger naar de preekstoel;
• na afloop lopen de voorganger en de ouderling van dienst naar de consistorie en wordt de kerk op aanwijzing van de dienstdoende kerkenraadsleden van achter (hal) naar voor (koor) verlaten.
• Tot nadere berichtgeving is er na afloop van de dienst GEEN koffiedrinken.
• Gebruik van het toilet graag alleen bij hoge nood; er zijn papieren handdoekjes en desinfecterend middel aanwezig;
Een enkele keer als ik in Stad ben kom ik hem tegen, dichter Jean Pierre Rawie. Nooit ver van zijn woning in het A-kwartier. Zomers in driedelig gestreept kostuum, hoed op en zich ondersteunend met een wandelstok. In de andere seizoenen draagt hij een lange zwarte mantel. Een echte heer. Een keer begroette ik hem met ‘Goede middag mijnheer de dichter’. Hij vertraagde licht zijn tred, die overigens toch al weinig vaart had, keek me aan, knikte enigszins met zijn hoofd terwijl hij zijn hoed een centimeter optilde en vervolgde zijn weg. Een echte heer.
Rawie stelde onlangs een bundel samen van door hem vertaalde klassieke gedichten . De bundel kreeg de poëtische titel Een luchtbel in een vluchtige rivier. In de bundel staat het volgende gedicht, geschreven door de Spaanse dichter Luis de Gongora. Hij leefde van 1561 tot 1627. Een groot deel van zijn leven woonde hij in Cordoba.
‘Wil ik van de sterren leren waar gij, Tijd, gebleven zijt, blijkt dat gij met hen verglijdt zonder met hen terug te keren.
Hoe kan ik uw loop traceren, niemand houdt u immers bij? Maar ach, wat verbeeld ik mij dat gij telkens zijt vervlogen; gij blijft, Tijd, steeds onbewogen en slechts ik, ik ga voorbij.’
Een knappe vertaling lijkt me, gezien het rijm en het ritme van het gedicht. Maar ik weet natuurlijk niet hoe dicht Rawie bij de oorspronkelijke Spaanse tekst gebleven is.
De laatste regels van het gedicht deden me denken aan het gedicht ‘Tijd’ van Rutger Kopland. De voorlaatste strofe van Kopland’s gedicht is:
‘niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik buiten onze gedachten is geen tijd’
Zou Kopland het gedicht van Gongora gekend hebben?, vroeg ik me af. Of is er sprake van een meer algemener verwoorden door dichters van de relatie van de mens tot de tijd? Gongora dicht over een enkele ik. Kopland heeft het over twee mensen. In de laatste strofe blijkt het te gaan om de dichter en zijn vrouw.
‘we stonden deze zomer op de rand van een dal om ons heen alleen wind’
De dichter zegt: uiteindelijk zullen we gescheiden, afzonderlijk, het leven verlaten. Daarom plaatst hij een komma achter ‘maar jij’. Als rustpunt voor de lezer, maar ook als een van de meest pijnlijke leestekens die ik las.
Het kan iedereen overkomen Het stationnetje van Stedum is mijn begin-en eindpunt van een treinrit naar of van Groningen. Op een dag verlaat ik de trein, check uit, trek het mondkapje af, en loop naar het fietsenrek. Wat zie ik, wat merk ik? Mijn fiets staat er om naar huis te rijden, goed en wel, maar nergens is mijn fietssleutel te vinden. Ik zoek overal, vind geen fietssleutel.
Fiets op slot, sleuteltje weg, daar sta ik dan, eenzaam op het stationterrein, in wind en regen, hopeloos en hulpeloos. Hoe kom ik thuis met een fiets op slot? Hulp komt snel, ik word afgehaald door mijn vriendelijke echtgenote terwijl de fiets achter blijft, stevig op slot, met een niet open te krijgen zware metalen ketting. Hij staat veilig en droog, dat wel, maar hoe krijg ik die fiets los? Later komen wij samen terug met een bos kleine sleutels, misschien zit er een goede tussen? Proberen maar, misschien dit sleuteltje, of wellicht deze. Maar neen, niets lukt. Nu wordt het echt hopeloos. Geen sleutel past, dit wordt een mission impossible, de reserve sleutel is echt óók weg. De ketting wil niet wijken zonder de juiste sleutel. Rond het station zijn enkele flinke kerels aan het werk, met stevig materiaal. Of ze mijn fietsketting kunnen en willen doorknijpen? Ja, dat materiaal hebben ze wel. Maar neen, dat gaan ze niet doen, hoe weten ze of ik een dief ben, of niet? Die verantwoordelijkheid opnemen, daar is geen sprake van, geen denken aan, zegt de baas. Dan maar verder zoeken of er toch niet een sleuteltje past, met wat harder wringen en trekken. Maar elke poging loopt op niets uit. Tot een jonge kerel plots heel discreet een metaal snijtang uit zijn jas haalt en aanbiedt. ‘Kijk,’ zegt hij, ‘je kan hem zelf gebruiken, ik mag niet, dat weet je.’ Wat een verrassing. Zelf ben ik niet goed in snijtangen maar met vereende krachten houden we de tang tegen de ketting, zetten hem aan, en ja, met veel vuurvonken en zwaar geknetter bezwijkt de kabel onder het geweld van de slijptang. Ik ben erg blij, wil hem omhelzen, ware het niet van de coronatijd. Als ik vrolijk op mijn vrij gemaakte fiets spring en wegrijd van het station, zwaai ik naar de kerel, dank hem zeer oprecht. En denk: het hoort niet om te helpen, maar hij doet het toch. Hij steekt vrijwillig een grens over. Hij is mijn broeder. Lang leve het broederschap daar, aan dat fietsenrek van het stationnetje in Stedum.
Daar zaten ze dan, die avond in oktober, alledrie met hun voeten in een teiltje en een glas wijn in de hand. Het was zover, de volgende dag zouden de eerste zeven bewoners met ernstige geheugenproblemen hun intrek nemen in hun nieuwe thuis. De stichters van het Groen Gasthuis, Marianne te Velde, Rommie Hoopman en Vincent Fennis, vierden deze mijlpaal met een logeerpartij in de door vaklieden, henzelf en vele andere helpende handen verbouwd en prachtig opgeknapte villa ui 1880. Vijf jaar van dromen en strijd, teleurstellingen en successen en vooral heel veel inspanning verzamelde zich in de geurige voetenbaden.
Wat was ik benieuwd hoe het er inmiddels reilt en zeilt. Fietsend naar Warffum overdenk ik de gesprekken door de jaren heen met Marianne en Rommie tijdens de koffie na de dienst. Ooit over hun dromen van een warm en kleinschalig onderkomen voor ouderen die niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen. (Beiden hadden ze zorgen gekend over ouders in die situatie. Maar in Noord-Groningen was er nergens zo’n voorziening.) Later over hun vermetele plannen en uiteindelijk hoorde ik met bewondering aan hoe zij uiteindelijk een geschikt pand hadden gevonden en plannen maakten voor de verbouwing en de organisatie van de bedrijfsvoering. Een onwaarschijnlijke hoeveelheid bureaucratische, financiële en praktische hordes hebben ze genomen. En dan toch… blijken dromen uit te kunnen komen.
Inmiddels zijn er veertien bewoners en de laatste twee komen binnenkort. Marianne staat me voor de villa al op te wachten. We doen een vers mondkapje om en ze geeft me een rondleiding. Rommie loopt samen met huisarts Bob Meijer, Mariannes man, visite langs zijn patiënten. Ze heeft nog wel even tijd voor een foto en om te zeggen hoe fijn het is er te werken en dat ‘we toch zulke leuke bewoners hebben’. En dat ze ‘haar sleutelbos kwijt is. Zo vervelend! Nu voel ik weer even hoe onze bewoners zich zo vaak voelen’.
Inderdaad, de eerste bewoonster die we tegenkomen klaagt tegen Marianne dat ze haar kalligrafiepennen kwijt is. Alles afgezocht; nergens, moppert ze. Op een van de terrassen zit een groepje mensen met een begeleidster te genieten in het zonnetje, een hondje komt in de woonkamer zijn mand uit om ons te begroeten, door een raam zien we een dame in haar kamer zitten met haar poes en achter een ander zit een gesoigneerde heer Jip en Janneke te lezen. In een van de beide keukens is de kok al begonnen pastinaak voor de stamppot te schillen – ‘we koken hier best avontuurlijk en ook veel vegetarisch,’ licht Marianne toe.
In twee ruimtes staan lange eettafels en ook tel ik twee piano’s. Bij een witgeschilderde glazenkast vertelt Marianne dat die van een bewoonster is, die geregeld zegt: ‘Zo, nu ga ik maar weer eens terug naar Breda. Mijn man wacht op me.’ Marianne leidt het gesprek dan maar weer naar de kast, want, u vermoedde het al, haar man is al jaren dood. De piano’s, de gordijnen en veel van de meubelen zijn overigens gekregen, of gekocht bij Marktplaats. De inrichting is dan ook niet echt gelikt, maar daarom heerst er een gezellige en ongekunstelde sfeer.
Dat de voormalige Villa Welgelegen een stijlvol oud gebouw is, doet natuurlijk ook veel aan het bijzondere karakter van het tehuis. En natuurlijk de grote tuin, met in het midden een prachtige berceau van oude perenbomen. De tuin is nog niet af, maar Marianne vertelt enthousiast van de slingerpaden, de moestuin en kas, de zitplekjes en het leifruit tegen de oude muren – ‘volgende week gaan we er twaalf verschillende fruitbomen tegenaan zetten, ook abrikozen, vijgen en een moerbei’ – die nog aangelegd worden. Dat moet wel een paradijsje worden, waar de bewoners veilig kunnen dwalen.
En dan is er de oude serre. Een pareltje, maar erg vervallen. Via crowdfunding is geld opgehaald om hem op te knappen, maar daarmee zijn we er nog niet… geeft niet. Komt wel. De belangrijkste zaken zijn in ieder geval voor elkaar. De bewoners hebben in een fris geschilderde en totaal gerenoveerde aanbouw ieder hun eigen kamer en er zijn verschillende riante badkamers.
Maar de medewerkers – in dienst of als vrijwilliger – zijn natuurlijk het belangrijkst. Zij bieden de respectvolle zorg, aandacht en oprechte belangstelling voor de bewoner die het leven met dementie zin en waarde geven. Daar droomden Rommie, Marianne en Vincent van. En ook dat is gelukt.
In 1225 schrijft Franciscus van Assisi het Zonnelied. Over de mooie aspecten van de schepping, zoals “mijnheer broeder zon”. Of over “zuster moeder aarde die ons voedt en leidt en allerlei vruchten, bloemen en planten voortbrengt”. Hij gaat maar door met een lofzang over zuster maan en sterren, broeder wind, zuster water.
Franciscus in 1225
In 2020 spreekt Franciscus in Rome uitgebreid over broederschap. Waar gaat het eigenlijk over? Verwijst broeder- en zusterschap naar een bijzondere band, niet alleen van mensen onder elkaar? Deze vorm van menselijke relatie gaat op het eerste zicht over de relatie met zus of broer binnen een gezin. Maar Franciscus, vroeger en nu, verwijst er naar in een veel breder verband. In welk verband? Is broederschap een andere menselijke relatie-categorie dan liefde en vriendschap?
Liefde verwijst gewoonlijk naar intieme banden van geliefden, tussen levenspartners, met nabije familieleden. In de christelijke literatuur wordt “liefde” omhoog getild tot de liefde van God, tot en met de idee om liefde en God direct met elkaar te verbinden. God is Liefde, een bij uitstek christelijke boodschap.
Daarnaast is vriendschap ook een intieme band, aangegaan uit vrije wil, met een gelijk gestemd persoon. Duurzame vriendschap ontstaat vaak door een gemeenschappelijk belang zoals samen studeren, werken of sporten. Met een vriend of vriendin sta je niet alleen bij het vinden van een weg doorheen de wisselvalligheden van het leven.
Wat Franciscus in 1225 schrijft is gender neutraal: broeders en zusters worden allebei en gelijkwaardig genoemd. En het is ruimer bedoeld. Het gaat in het Zonnelied niet alleen over mooie natuur, het gaat veel breder duidelijk ook over menselijk leven, over lijden en dood, over de menselijke conditie. Een moderne tekst van het jaar 1225, zou je kunnen zeggen. Een pleidooi voor gemeenschappelijkheid, over leven en dood, over grenzen heen. Een verbinding met planten en dieren, met andere mensen, zelfs alle mensen omvattend. Dat laatste is wat Franciscus in 2020 grondig uitwerkt.
Zo kom ik bij het antwoord op de vraag of broeder- en zusterschap een andere menselijke relatie-categorie is dan liefde en vriendschap? Ja, dat denk ik. Ik ervaar soms in de natuur of bij mensen die niet mijn geliefden of vrienden zijn, een emotie die ook dierbaar is. Maar wel anders dierbaar.
In onze tuin komt iedere morgen rond 10 uur broeder fazant op bezoek. In onze eikenboom klimt vaak zuster specht omhoog. Prachtige dieren die mij zeer raken. Als ik op de markt in Middelstum klaar sta om kaas te kopen, groet iemand die ik niet ken mij vriendelijk, ik groet terug. Bij al die ontmoetingen gebeurt telkens iets. Levende wezens om mij heen betekenen veel voor mij – zonder dat ik dat liefde of vriendschap wil noemen. Misschien is broederschap wel een goed woord ervoor.
Broederschap is spontaan en belangeloos. En toch, er zit ook een gemeenschappelijk belang verborgen in deze gender neutrale relatie tussen mij en de fazant of tussen mij en de persoon die naast mij staat bij de kaasboer. We hebben samen een diffuus belang, zoiets als de tuin, de aarde, elkaar te zien, te respecteren en in stand te houden.
Franciscus verwijst naar breed broederschap op poëtische wijze in 1225. In 2020 zegt zijn naamgenoot hetzelfde in meer belerende taal. Ik ervaar het rond mij. Wij zijn allen verbonden, met alle levende wezens, wij horen echt bij elkaar. Wij zijn zusters en broeders voor elkaar. Dag zuster specht. Dag broeder bij de kaasboer.
Nu bijna alle andere uitjes onmogelijk zijn geworden is een ommetje maken (als je goed ter been bent tenminste) een uitkomst. Het mag, het is goed voor lichaam en geest, en heel gezellig als je met z’n tweeën gaat. Ik heb in jaren niet zo vaak gewandeld als juist nu. Soms alleen, maar meestal met een vriendin, kennis of gemeentelid. En ik kom altijd beter thuis dan ik wegging.
Een leuke manier om een ander rondje te lopen dan wat je al honderd keer hebt gedaan is een route kiezen op de website van de stichting pelgrimeren in Groningen: https://www.spig.nl/.
Het mooie van die ommetjes is dat ze allemaal minstens één kerk aandoen. In ons geval was dat de Middeleeuwse kerk van Eenum. Ach wat een juweel, zoals hij daar ligt op die smalle hoge wierde. Nog fijner: hij was gewoon open, net als onze Huizinger kerk. En het allerfijnste waren de vriendelijke woorden die met krijt op de psalmborden waren geschreven. We voelden ons enorm welkom, hebben onze meegebrachte thee en koek opgedronken en -gegeten en vervolgden onze wandeling vrolijk en uitgerust. Een aanrader!