Over kosmologie

column Karel van Hoestenberghe

De lente dient zich voorzichtig aan in maart. Tijd om eenjarigen te zaaien in bakjes in de kas. Om ze in mei uit te planten. De hele zomer en lang daarna zullen ze groeien en bloeien, die plantjes met een veelbelovende naam, cosmos of cosmea. Ze kiemen snel en kleuren dan in groepjes onze tuin, ook boerenhoven in de buurt. Sommige akkers zijn omzoomd met partijen cosmos, een feest van rood en blauw en wit. Het woord cosmos staat voor schoonheid zoals in cosmetica.

Maar het woord verwijst ook naar iets dat groter is dan een veldje schoonheid. Het betekent ook het heelal, ons totale zonnestelsel, en nog veel meer sterrenstelsels daar omheen. Een oneindige, nauwelijks te bevatten ruimte. Kosmologie met een k is de wetenschap die dat bestudeert, deze stelsels, sterren, melkwegen. Talloze vragen zijn aan de orde. Was er een begin, zo ja, hoe zat dat precies? Zal het verder uitdeinen, of inkrimpen misschien?

In zijn boek “De oude prof en de zee” doet de Vlaamse emeritus hoogleraar Mark Eyskens een gewaagde stap. De oude prof zoekt samen met een jonge promovenda naar het verband tussen kosmologie en theologie. De onzekere stap van het heelal naar God, daar gaat zijn boek over. 

Godsdienst is een erkenning van een alles overstijgende werkelijkheid, de zoektocht naar een scheppende kracht achter de kosmos. Anderzijds doen de astronomen en kosmologen hun studies, ze onderzoeken al die krachten op basis van feiten, observaties, berekeningen, los van geloof en religie.

Eyskens erkent dat het dus best spannend is, die zoektocht naar het mogelijke  verband tussen beide, of en hoe en waar geloof en wetenschap elkaar kunnen vinden.  De wisseling van gesprekken, nota’s, e-mails tussen de prof en de jonge studente in het boek zijn een uitgebreide uitnodiging om verder na te denken over de vele vragen omtrent de eventuele verbinding of  tegenstelling tussen kosmologie en theologie.

Monotheïstische religies bieden een sluitend antwoord op de openstaande vragen over begin en einde. Er is één God, de schepper van hemel en aarde. Alfa en Omega hebben zich aan ons bekend gemaakt, in de bijbel, de thora, de koran. En toch, erkent de prof, het is zeer complex, het zijn wel twee werelden, wetenschap en religie, kosmologie en theologie. Ergens in zijn boek biedt hij een antwoord op de tegenstelling. Hij noemt dat de complementaire dualiteit. Volgens hem sluiten ze elkaar niet uit, ze zijn allebei een zoektocht. De materie  en de kosmologie enerzijds en de geest en de religie anderzijds, hoe verschillend ook, ze horen bij elkaar.

Wat denk ik ervan? Wat begrijp ik van de kosmos? Van kosmologie weet ik eigenlijk niets. Van theologie trouwens ook niet, god zij dank. Of de vragen en het antwoord van de  prof zinnig zijn of niet, ik weet het echt niet.

Maar ik weet wel iets over cosmos, over die schoonheid in onze tuin. Een zaadje in maart. Dan een plantje. Bloemen in augustus. En dan plots in november bij de eerste vorst is het uit, gedaan. De plant sterft. De zaden vallen op de grond. Wachtend tot het weer lente wordt. Leven en dood, hoe verschillend ook, ze horen bij elkaar. Die complementaire dualiteit, daar kan ik wat mee.

Karel van Hoestenberghe