Door: Jolanda Tuma – uit: Groninger Kerkbode
Afgelopen zomer bezocht ik enkele Nationale Parken in Amerika: Grand Canyon, Death Valley, Yosemity etc. Overweldigende natuur, indrukwekkende geologie. We wandelden door de canyons en door de bossen, en lieten ons meevoeren door het duizelingwekkend besef van eeuwenoude schoonheid. Wanneer je daar rondloopt voel je je heel klein maar tegelijkertijd verbonden. Verbonden met de natuur, met de oorsprong van de aarde en met de oorsprong van ons mens-zijn.
Ik kocht een boek met de titel ‘Uncertain path’ (‘Onzekere weg’) geschreven door William C. Tweed. Tweed had 30 jaar gewerkt bij de Nationale Parken, was inmiddels afgezwaaid en had nu tijd om vier weken door de Sierra Nevada te wandelen om kritisch na te denken over de toekomst van zijn zo geliefde Nationale Parken. Toen ik afgelopen zomer in Amerika zijn boek las gingen mijn gedachten steeds terug naar de Nederlandse dorpskerken. Ik zag een duidelijke parallel tussen zijn kritische gedachten over de toekomst van de Nationale Parken en de situatie waarin dorpskerken in Nederland zich bevinden. Ik zal uitleggen waarom.
Ongeveer een eeuw geleden werd men zich in Amerika sterk bewust van de unieke maar o zo kwetsbare natuur. Om te voorkomen dat bijvoorbeeld de canyons en de bossen zouden worden ingezet in de strijd om het economisch gewin, werd besloten bepaalde gebieden te benoemen tot Nationaal Park met als doel: ‘de natuurlijke rijkdommen ongeschonden te bewaren voor de toekomstige generaties’. Met dit doel voor ogen ging men aan de slag, en met succes. De natuur is zorgvuldig beheerd en nog steeds fascinerend.
Maar toch wringt er iets; Tweed legt de vinger op de zere plek. De Nationale Parken werden de afgelopen eeuw beheerd als waren deze afgesloten enclaves in het landschap. Alles was erop gericht om de natuur binnen de grenzen van de parken ongeschonden te bewaren voor toekomstige generaties. Uitgangspunt was dus een bepaalde mate van stilstand: de natuur moest blijven zoals die was en toekomstige generaties zouden net zo van de natuur genieten als oudere generaties dat deden.
Maar in de tussentijd veranderde de wereld en de mensheid. De Nationale Parken blijken niet onder een glazen stolp te liggen waar de klimaatveranderingen geen grip op hebben, en de jeugd van tegenwoordig heeft een heel andere relatie tot natuur dan de oudere generatie had.
Denkend aan Nederland realiseerde ik me dat dit misschien ook wel geldt voor dorpskerkgemeenschappen. In kerkenraden hoor ik mensen nogal eens zeggen: ‘We moeten weer jongeren trekken’ en op de vraag waarom dat zou moeten, komt meestal het antwoord: ‘Ze moeten het stokje van ons overnemen, zij moeten de kerk voortzetten zoals wij dat altijd hebben gedaan.’ Ofwel: ‘De dorpskerkgemeenschappen ongeschonden overdragen aan toekomstige generaties’ waarbij misschien ongemerkt wordt uitgegaan van een bepaalde mate van stilstand: onze kerk moet blijven, én de nieuwe generatie moet er evenveel waarde aan hechten als wij altijd hebben gedaan.’
Maar kerkelijke gemeenten staan, net als de Nationale Parken, niet onder een glazen stolp maar worden van alle kanten beïnvloed door wat er in de omgeving gebeurt. En daarnaast zien we een steeds grotere afstand tussen jongeren (en niet alleen jongeren) en traditionele dorpskerken.
William Tweed roept de beheerders van de Nationale Parken op de ogen te openen. Niet langer blind het initiële doel, hoe eervol ook, na te streven, maar na te denken over een nieuwe missie. Niet langer uitgaan van de statische gedachte ‘de natuurlijke rijkdommen ongeschonden te bewaren voor toekomstige generaties’ maar erkennen dat de natuur niet ongeschonden kán worden bewaard, én erkennen dat de toekomstige generaties een andere relatie hebben tot natuur (of kerk) dan zij (wij) zelf hebben.
Dit betekent niet bij de pakken neerzitten en in tranen toezien hoe datgene wat je zo dierbaar was niet meer is zoals het is, maar heel bewust met nieuwe ogen kijken naar je eigen omgeving. In de kerk betekent dit opnieuw kijken naar je eigen geloof, inspiratie en spiritualiteit. Niet denken in termen van ‘de kerk moet weer vol’, maar veeleer in gesprek gaan over de bronnen die ons als geloofsgemeenschap voeden. Niet datgene conserveren wat in de loop der eeuwen gestold is, maar de bronnen weer openen en laten stromen.
De wereld verandert, de mensheid verandert, maar de eeuwenoude bronnen blijven. Bronnen vinden altijd een weg om het water te laten stromen, en waar water stroomt is leven. Maar dit betekent dat we onze eigen ideeën over kerk-zijn misschien een beetje moeten loslaten. Immers, de Geest waait waarheen hij wil, die is niet binnen de perken te houden. En wie een glazen stolp over ‘zijn’ of ‘haar’ kerk probeert te plaatsen zal merken dat het vuur dooft. Maar dat was nou net niet de bedoeling.
Jolanda Tuma is dorpskerkambassadeur Noord-Nederland (Groningen, Drenthe, Friesland, Noord-Holland); j.tuma@protestantsekerk.nl