Terugblik: Poëziemiddag over Judith Herzberg

onder leiding van Jan Hovy

Het was ontzettend mistig en verstild weer op zondagmiddag 19 januari.
Weer dat eigenlijk heel goed paste bij het samen lezen van een aantal gedichten van Judith Herzberg. Ons zicht op wat zij ogenschijnlijk zo eenvoudig had opgeschreven was niet meteen helder. Door elkaar te laten vertellen wat hij of zij meende te zien kwam er meer licht op haar taal en soms konden heel verschillende gezichtspunten ook prima naast elkaar bestaan.
We waren met 14 personen totaal, een wat kleinere groep dan gepland vanwege ziekte, het weer en familiezaken. Doordat de groep niet zo groot was en omdat er rust genoeg was om naar elkaar te luisteren, werd het samen lezen en bespreken van de gedichten een mooi avontuur. Jan Hovy had een boeiende en zeer gevarieerde keuze gemaakt uit de ruim 1000 (!) gedichten die Judith tot nu toe geschreven heeft en deze waren gebundeld in een boekje (met veel dank hiervoor aan Roely).

Voorafgaand aan het samen lezen hield Jan een beknopte inleiding over het leven van Judith.
Ze werd op 4 november1934 in Amsterdam geboren als dochter van Abel Herzberg en Thea Herzberg-Loeb. De Tweede Wereldoorlog diende zich al snel aan en had grote gevolgen voor het hele gezin. De sporen die hierdoor werden nagelaten zijn in veel gedichten van Judith terug te vinden.
Meteen al in 1940 werd het gezin geïnterneerd in Kamp Barneveld en in 1943 op transport gezet naar Westerbork maar dankzij dienstmeisje Jo wist Judith met een broer te ontsnappen. Zij heeft op verschillende onderduikadressen gezeten waaronder een adres in Groningen. Het gezin werd ondanks alles toch in 1945 weer met elkaar herenigd. Haar ouders hadden Bergen-Belsen overleefd. Judith schreef over het weerzien met haar moeder het volgende indringende gedicht (uit de bundel ‘Beemdgras’).

Ik had in jaren niet zo’n stad gezien                                                              
en in geen jaren onderaan zo’n trap gestaan
als op die warme dag, in net zwart goed
en leren schoenen en bovenaan
stond, zag ik vaag, mijn vreemde moeder
die ik moest gaan zoenen.

Het zacht geknuffel waar ik me
avond aan avond mee de oorlog uit
en in de slaap verzonnen had –
het stond nu tussen ons, ik was te groot
te mager en te boers. Ik nam
het allemaal terug en bovendien,
was dit mijn moeder wel?

Kom boven, zei ze, kom boven
en knipoogde om me gerust te stellen
maar knipoogde met beide ogen tegelijk.
Het leek me beter het vertraagde afscheid
nu meteen te nemen
maar wist niet hoe haar aan te kijken
met mijn moeilijke ogen.

Over dat dienstmeisje Jo is vorig jaar een door Judith geschreven en samengesteld boekje uitgekomen, Jo. Jan vertelde dat deze Jo enorm belangrijk is geweest in het leven en werk van Judith, wat zo treffend wordt verwoord in deze bijzondere uitgave.
Jo was veel meer een moeder voor Judith dan haar, door de oorlog beschadigde, echte moeder Thea. In dit boekje worden ‘versleten en onzekere herinneringen’ aan Jo geïllustreerd met foto’s en ander beeldmateriaal.
De eerste regel begint met deze veelzeggende woorden: ‘25 mei 2020 De allergrootste liefde van mijn hele leven, dat weet ik nu zo langzaamaan wel zeker, was de liefde voor Jo’.

Naast gedichten schreef Judith ook toneelstukken en scenario’s en was ze vertaalster (bijvoorbeeld ‘Leven of Theater’ van Charlotte Salomons).
Judith heeft een heel eigen stijl van schrijven. Er wordt wel verwantschap genoemd aan de Barbarber groep die in 1958 een tijdschrift voor teksten oprichtte. Ook is er een link naar de kunstvorm ‘Ready Made’ (waarin een industrieel object uit de alledaagse context wordt gehaald en tot kunst wordt bestempeld door het in een museale omgeving te tonen).
Behalve ernstige gedichten schrijft Judith ook lichtvoetige. Verder is er in haar werk het grote belang van bepaalde woorden, woorden waar we soms ‘te slordig’ mee zijn. Als voorbeeld komt het woord ‘laven’ ter sprake. Wanneer gebruik je dit woord nog?

Jan noemt ook mensen met wie Judith contact had, zoals de dichter Chris van Geel met wie zij jarenlang brieven heeft geschreven, brieven die helaas grotendeels door een brand zijn verwoest.
Ik las op internet dat er nog wel een bundel van een aantal brieven te vinden is.

Tot slot horen we dat Judith ook bewerkingen heeft gemaakt van het Hooglied (‘liefdesliedjes’) en Klaagliederen (‘klaagliedjes’) maar toen was de middag al bijna voorbij. We concludeerden dat we eigenlijk heel graag een vervolg op deze bijeenkomst wilden hebben en daar gaf Jan gehoor aan!
Als het lukt verzorgt hij in september een lezing over de ‘liefdes-en klaagliedjes’.
Het is maar een fractie van wat we deze middag over het leven en werk van Judith Herzberg hebben besproken dus of het bij één vervolg zal blijven…. ?

Ik rond mijn verslagje af met nog één van de met elkaar gelezen gedichten:

Mussen                                                                

Neem één musseveer-
probeer ze weg te denken
die er mee vliegen, de
Cyperse dames en heren
maat jutteperen- en je bent
nergens meer.

De middag werd afgesloten door Grietje die Jan heel erg bedankte met woorden maar ook met een leuk Gronings pakketje. We gingen weer de mist in (letterlijk dan 😊) maar zijn allemaal goed thuisgekomen!

Aria Hoogendoorn