Schilderijen Michael Reynolds (deel 4)

De twaalf jarige Jezus in de tempel.

Met dit schilderij maken we een sprong in de tijd. Op het vorige was hij nog een zuigeling en is hij in de tempel “om hem voor te stellen aan de Heer”. Nu is hij twaalf jaar en hij bevindt zich weer in de tempel in Jeruzalem. Lucas schrijft erover: “Zijn ouders zijn elk jaar voor het feest van Pasen naar Jeruzalem getrokken. En het geschiedt als hij twaalf jaar is geworden dat zij naar de gewoonte van het feest de opgang maken”.

Gaat hij voor het eerst mee? Twaalf jaar. Is het een onderdeel van de voorbereiding op zijn bar-mitswa het volgend jaar als hij dertien wordt en dan mee verantwoordelijk is voor het onderhouden van de wet? We weten het niet. Maar daar staat hij, een kind nog, in een wit gewaad. Het wit waarin hij tot nu toe was afgebeeld. Zijn hoofd een beetje opgericht naar de mannen. Lucas noemt ze leermeesters.

Het lijkt dat het gesprek gaat tussen Jezus en de man in het blauw op de voorgrond. De man kijkt gericht naar het kind. En Jezus? Zijn grote bruine ogen kijken wel zijn kant op, maar toch ook langs hem heen de ruimte in. Het zijn hun handen die de woorden laten zien. De man houdt ze voor zich, ongeveer een handbreedte uit elkaar. Jezus houdt ze omhoog en bij de polsen buigen ze naar buiten. Er zit veel ruimte tussen zijn handen. Grote handen voor een kind van twaalf. Jezus kijkt onbevangen. Argeloos. De man in het blauw kijkt zeer geconcentreerd, gespannen bijna. Ook de man in het rood is actief in het gesprek. Het is te zien aan zijn gezichtsuitdrukking. Is het verbaasd, verbijsterd? Zijn hand duidt op het laatste. Die hand schiet als het ware naar voren. Zijn hand is wellicht een reactie op wat Jezus zegt of vraagt. De man in het groen-grijze gewaad torent enigszins boven de anderen uit. Zegt het iets over zijn functie? Hij houdt zijn hoofd rechtop. Zijn gezicht is naar Jezus gericht en heeft een koele uitstraling. De gezichten van de andere twee mannen zijn niet te zien. Maar het lijkt of de man in het rood net een stapje naar voren doet.

Waarover praten zij? Ook dat weten we niet. Lucas zegt alleen dat hij, Jezus, “hoort naar hen en vragen aan hen stelt. Versteld staan allen die hem horen over zijn begrip en zijn antwoorden”. Daar staan ze, samen gevat in één beeld. Het kind dat luistert en vraagt. Vragen, wellicht ontstaan in de synagoge waar hij wordt onderricht in het geloof. Waar hij de taal van de bijbel leert lezen en schrijven. Waar kan hij die vragen beter stellen dan in het huis van God? Aan wie kan hij ze beter stellen dan aan deze geleerde mannen? En de leermeesters. Welke antwoorden geven ze dit jonge kind? De handen van de man in het blauw, zeggen als het ware ‘zo is het’. En de handen van Jezus antwoorden, zou het ook zo kunnen zijn. En boven hen zweeft de duif. De duif die er ook is als Jezus wordt voorgesteld aan de Heer. Heeft het kind, heeft de Geest, het hart van deze leermeesters geraakt?

Hoe het kind op de voorgrond ook de aandacht opeist, mijn blik gaat altijd naar de twee figuren op de achtergrond. Naar zijn moeder, het figuurtje in het zwart. Op alle schilderijen in het zwart. Ze staat daar, uiterlijk heel rustig. De handen berustend over elkaar gevouwen. Ze moet verscheurd geweest zijn door angst en bezorgdheid. Het kind dat ze zocht aan het eind van de eerste dag op de lange weg terug. Het kind waarvan ze dacht dat het wel bij de groep kinderen zou zijn. Hij was er níet. Nergens. Terug moest ze. Gelukkig niet alleen, Jozef gaat met haar mee. Zo staan ze daar, heel stil, ze hebben hem gevonden. Jozef staat iets achter Maria. Ziet hij dat als zijn plaats? Een plek op de achtergrond.

Er is iets van gelatenheid in haar houding. Denkt ze aan de woorden van de oude Simeon, die hem in zijn armen had genomen. Wonderlijke dingen had hij over het kind gezegd. Maar ze had vooral deze woorden onthouden: ”ook door je eigen ziel zal een zwaard gaan”. Dat heeft ze deze afgelopen dagen ervaren. “Kind waarom heb je ons dit aangedaa?. Zie, je vader en ik zoeken je met smart.” Zo ontlaadt ze haar zorgen. Ze gaan terug de lange weg naar huis, zichtbaar op de achtergrond. Er is veel om over te peinzen. Weer is er iets toegevoegd aan wat zij al in haar hart bewaarde over hem: de woorden van de herders, de woorden van Simeon en Hanna. En nu deze: “waarom heb je mij gezocht, wist je niet dat ik zijn moest in wat van mijn Vader is?”

En Jozef? De man die achter haar staat bij de ingang van de ruimte waar het kind zich bevindt? Wat gaat er in hem om? Zijn houding drukt zorg en aandacht voor Maria uit. Zijn hand ligt open op haar arm. Hebben de woorden van Jezus over zijn Vader hem gekwetst? Hij, de vader, die er al vóór zijn geboorte voor had gezorgd dat hij kon opgroeien in een gezin met twee ouders. Altijd als ik het verhaal lees en en dit schilderij zie, hoop ik dat er thuis, in de timmerwerkplaats van Jozef, een paar hartige woorden zijn gesproken. Ik lees het in wat Lucas schrijft: “Hij daalt met hen af en komt aan in Nazareth en schikt zich onder hen.”

Mannie Hovenkamp.

NB: de citaten zijn uit Lucas 2 in de Naardense bijbel.