Naar aanleiding van mijn verhaal over de Andreaskerk te Westeremden na afloop van de kerkdienst en de reacties daarop heb ik een wat uitgebreidere versie gemaakt voor de Nieuwsbrief.
De Andreaskerk in het gezapige plattelandsdorpje Westeremden. Nou, platte land?, dat ervaar je wel ff anders als je de bult op fietst. En gezapig dat was het in de 11e en 12e eeuw ook helemaal niet!
De plaats Westeremden
(of ook wel Emden, Amethon, Emetha, Forum)
Emetha betekent monding aan de E of A. En E betekend water.
Het ligt op de plaats waar de toenmalige riviertje de Fivel, die via Slochteren en Wittewierum uitmond bij Emetha in de Eems.
Emetha was in de 11e en 12e eeuw een havenstadje. Het werd in die tijd genoemd in één rij met Loppersum en Farmsum. Westeremden lag aan de westelijke oeverwal van de Fivel en Loppersum en Farmsum aan de oostelijke.
Emetha was bekend om zijn markt, Forum genoemd en had in de 11e en 12e eeuw ook stapel of stadsrechten. Daarom werd de plaats ook wel enkel Forum genoemd. Er werd ook gesproken van muntrecht, maar daar is geen toonbaar bewijs voor.
In het begin van de 13e eeuw, dus tussen 12 en 13 honderd slibde de havenmond langzamerhand dicht.
1232 is een rampjaar voor Westeremden geweest. Door een storm is zoveel slib en slijk aan gevoerd dat de haven totaal verzande en scheepvaart niet meer mogelijk was. Tevens is in dat jaar de kerk ook nog door een brand getroffen. Het duurde tot 1259 eer hij weer werd ingewijd na de herbouw
Westeremden is ook onlosmakelijk verbonden met Emo. Emo, zoon van welgestelde ouders. Hij is zo rond 1170/ 1175 geborenen in 1237 overleden. Z’n broer Addo was pastoor van Westeremden en jonge Emo begon hier als schoolmeester. Enkele jaren later is hij pastoor in Huizinge geworden. Vermoedelijk had zijn familie collatierechten voor de kerk van Westeremden en mogelijk ook voor de kerk van Huizinge
Maar Emo wilde meer, hij had net als zijn neef Emo van Romerswerf, dat is een buurtschapje bij Jukwerd om een klooster te stichten. Zijn neef heeft eentje op Romerswerf opgericht en Emo is daarbij ingetrokken om later een Klooster in “Witte” Wierum te stichten. Dit is waar de bestuurders van de Kerk van Wierum hem toestemming gaven. Alleen ene Ernest was tegen en beïnvloede de Bisschop van Munster zodat die de vergunning introk.
Maar Emo was geen domme jongen. Hij had in Parijs, Oxford en Orleans gestudeerd. En in Oxford, samen met zijn broer Addo hadden ze het kerkelijk recht bestudeerd en overgeschreven.
Dus vatte hij het plan op om zijn gelijk bij de Paus in Rome te halen. In November 1211 vertrok Emo met zijn kameraad Hendrik, de bouwmeester, een voettocht naar Rome en in maart 1212 zijn ze weer teruggekomen. De Paus velde een Salomonsoordeel dat Ernest een schadevergoeding moest worden uitbetaald. Want vermoedelijk was de zoon van Ernest Pastoor in Wierum en die raakte zijn baan kwijt.
Kloosters
Wij hebben het stoffig beeld, dat kloosters fungeren als een plaats van gebed en devotie. Maar vermoedelijk is dat een totaal verkeerd beeld. De kloosters in de tijd van Emo en dan die van Bloemhof in Wittewierum, dat was de op een na grootste in Groningen, waren bolwerken van activiteiten.
Natuurlijk hadden ze gebed en devotie, Maar ze deden ook allerlei andere dingen. Zoals onderwijs, studie, bouwen en stenen bakken, akkerbouw en veeteelt, visvangst, wegenaanleg, ontginning en inpoldering, aanleg van dijken, handel, muziek en ziekenverzorging.
Eigenlijk waren kloosters, de Gemeente, Provincie, Waterschap, hogeschool en ziekenhuis in één. Het was de grootste werkgever in de regio.
Volgens mij was Emo iemand die zich voor de wereld en z’n omgeving wilde inzetten. En in die tijd was dat de weg om een klooster te stichten. Dat lag veel meer op zijn weg dan Pastoor in Huizinge te blijven.
De nieuwe kerk
Na de brand in 1232 en de wederopbouw tot inwijding in 1259 werd er wat heen en weer gedebatteerd wie de kosten op zich ging nemen en uiteindelijk Bloemhof de kosten op zich nam werd er een kruiskerk met toren op de oude resten herbouwd.
De oude kerk was vermoedelijk een Romaanse kerk. Want er zitten nog romaanse onderdelen in de nieuwe Romano-gotische kerk. Zoals de gordelboog tussen het koor en de viering. De viering is het deel waar de preekstoel hangt. Hier zijn de restanten van de dwarsarmen nog zichtbaar. De gordelboog tussen de viering en het schip is romano-gotisch. Een gedrukte spitsboog. De aanzetten van de muraalboog van de dwarsarmen zijn ook nog romaans. Deze zijn bij de restauratie in 1978 weer zichtbaar gemaakt.
De dwarsarmen, met name die aan de noordzijde zijn al voor de reformatie afgebroken. Dit waren halve dwarsarmen. Zoals de kerk van Leermens en Zeerijp ze ook hebben. Een rechthoekige plattegrond in plaats van een vierkante zoals in Stedum.
Dat de dwarsarm aan de noordzijde al voor de reformatie is afgebroken is zichtbaar doordat op het dichtgemetseld muurvlak een muurschildering, de opstanding uit de doden, is aangebracht. Na de reformatie werden er geen schilderingen meer toegepast. Later is er nog een medaillon over aangebracht, maar die is met het aanbrengen van de neogotische ramen in de 19e eeuw bijna compleet verwoest. Wat er op stond is niet bekend.
De Toren
Aan de westzijde stond een grote robuuste toren van 32 meter hoog. Vergelijkbaar, Stedum 35 meter en Loppersum 38 meter.
Vermoedelijk heeft een deel van de toren de brand in 1232 ook doorstaan, want bij de afbraak wegens bouwvalligheid in 1808 is er sprake van dat er behoorlijk veel tufsteen in was verwerkt.
Bij de afbraak moest er in de kerk eerst een muur worden gebouwd toen ze ter hoogte van het dak waren. De kerk liep tot onder in de toren door. Vergelijkbaar met de kerk van Krewerd. Dus de afscheiding in het westen, achter het orgel is in 1808 aan gebracht. En de west buitengevel ook.
Na de afbraak ven de toren is er op de beide muren een forse dakruiter geplaatst. Hierin hingen tot de tweede wereld oorlog twee luidklokken. In 1950 heeft van Bergen uit Nieuwolda er een nieuwe geplaatst. Van zo’n 80cm doorsnee.
Aan de noordkant is tussen de voorgevel en de tussenmuur een cachot (gevangen cel) aangebracht. Dit is nog zichtbaar door de deugdelijke schuifslot op de deur. Dit vertrek doet tegenwoordig dienst als consistorie.
Interieur
In het koor zijn nog enkele dingen uit de bouwtijd zichtbaar, zoals de piscina in de oostgevel.
Dit is een afvoertje waar het keteltje met water in hangen moest waar de priester zijn handen kon wassen. Het water liep dan via een gootje naar buiten op het kerkhof. Hier komt de uitdrukking weg: van Gods water over Gods akker laten lopen.
Verder zijn er nog enkele kaarsennisjes zichtbaar. Deze hebben we met de restauratie weer teruggevonden. Aan de noordzijde is een zandstenen sacramentshuisje in gotische stijl aan gebracht. Deze dient om de hosties te bewaren. Er hoort dan een afsluitbaar eikenhouten deurtje voor.
Aan de zuidzijde is bij de restauratie de plaats van de coerdeure teruggevonden. Dit is de koordeur.
De plaatselijke borgheer Hayo Wibben, behoorde tot de Vetkopers (veehandelaren), is hier in 1398 in en uit gevlucht omdat hij in oorlog was met Eppo van Nittersum uit Stedum. Die behoorde tot de Schieringers (cistercienzers). Hayo is door Eppo vermoord voor het Hoogaltaar.
In 1783 zijn er trekbalken onder het viering en het koorgewelf aangebracht. Deze zijn bij de restauratie blijven zitten als historisch fijt. Voor de restauratie was het koorgewelf aan de noord en zuidzijde naar binnen gezakt en hebben we delen van de velden er op nieuw ingemetseld. En de stalen ankers verwijderd.
Het meubilair
Het meubilair, het koorhek, de banken en de preekstoel, dooptuin en kerkenraadsbanken is midden 17e eeuws. Het is gemaakt in de Vreedeman de Vries stijl.
De preekstoel is van het zogenaamde Tinallinger type. Deze hebben een ojief vormige kuip die in het midden weer iets omhoog gaat. De preekstoelen hebben allemaal dezelfde basis, maar je kon ze uitbreiden met diverse accessoires. Zoals op de hoeken hele of halve zuilen, of kariatiden (beelden) en aan de onderzijde kromstokken of dragende vrouwenfiguren. En op de vlakken diverse soorten snijwerk.
De beide losstaande banken op het koor zijn afkomstig uit Frankrijk en in bezit van iemand anders even als de tafel op het koor, deze komt uit de collectie van bezittingen van de SOGK.
Het klankbord heeft vlakken met geteld geld en waterdruppels dit zit ook op de stijlen van de banken aan de mannenkant. Het zuiden.
Het bankenblok tegenover de dooptuin is van jongere datum.
Het doopvont is van begin van de twintigste eeuw even als de psalmborden. Deze zijn gemaakt door dominee Ten Broek die ook in 1923 de oude kosterij (schoolgebouw) uit 1535 van de gemeente Stedum kocht en er een zaal achter bouwde en hier een dorpshuis in vestigde. Het oudste dorpshuis van Groningen. We waren toch veel progressiever dan de stad Groningen die kortgeleden nog maar een “stadshuis” bouwde (het Forum)
Twee jaar geleden is de grote zaal in het kader van versterking wegens mijnbouwproblematiek weer afgebroken en vervangen door de huidige zaal.
Het orgel
Het orgel is in 1873 gebouwd door Petrus van Oekelen. Een degelijk instrument. Het is een beetje een VW onder de orgels, het van Dam Orgel in Huizinge valt onder de categorie Audi.
Het van Oekelenorgel is een beetje een fabrieksorgel. Het heeft voor een protestantse kerk een beetje een vreemd uiterlijk. Het is namelijk gemaakt in een neogotische kas.
Zo’n orgel zou je verwachten in een Katholieke kerk. Er werd gesproken dat hij voor de Katholieke kerk van Bedum bestemd was. Het zou kunnen, want in die tijd kwamen de Katholieke kerken ook weer tot ontplooiing. Misschien was het wel een promotie model. En bouwden ze ook op voorraad. Maar een protestantse orgelbouwer voor een katholieke kerk, ik weet het niet.
Wat wel bekend is: het orgel was eentje van een tweeling. In de kerk van Leermens stond ook een orgel met een neogotische kas. Maar die is in 1959 door brand verwoest.
Het barokke huiskamerorgel is van Orgelbouwer Edskes uit Zwitserland en staat hier tijdelijk.
Gewelf- en muurschilderingen
In het vieringgewelf zijn gewelfschilderingen aangebracht. Dorothea met bloemenkrans en Barbera met toren aan de noordkant en Johannes de doper met boek en Laurentius met rooster aan de zuidkant. Aan de oostkant is nog een deel van Adam zichtbaar. Eva heeft de restauratie van 1978 niet overleeft. Op het dicht gemetseld deel van het noordtransept is de opstanding uit de graven zichtbaar.
Vermoedelijk hebben boven het schip geen gewelven gezeten, maar is het altijd een vlakke zolder geweest. Met de restauratie in 1978 hebben we twee ingerotte zolderliggers vervangen en is er ook een nieuwe vloer op aangebracht. Het oude hout, was zo vermolmd dat het brandhout was. Dit werd niet afgevoerd in een container maar gewoon op het kerkhof opgefikt, net als het oude dakbeschot en de panlatten. Op maandag konden we de brandstapel niet aansteken want maandag was de wasdag en dan hing de was buiten.
De nieuwe zoldering moest blauw worden geschilderd. Maar toen had je nog geen Ral kleuren en ook geen verfmengmachines. De schilder maakte de lijnolieverf nog zelf. Hij moest dan drie proefvlakken maken, waar de directie een kleur uit kon kiezen. Maar de schilder had geen behoefte om drie keer tien tot vijftien liter blauwe verf te maken. Dus maakte hij één keer de verf. En een maand voor de bouw vergadering verfde hij twee planken, een week voor de vergadering nog twee en de morgen voor de vergadering nog twee. Hij had dan drie kleuren, want lijnolieverf kleurt na verloop bij. Hieruit koos dan de directie een kleur.
School
Emo wordt als eerste schoolmeester genoemd. En later toen hij abt was van het klooster Bloemhof heeft hij en z’n opvolgers er steeds voor gezorgd dat er in Westeremden onderwijs werd gegeven.
In 1535 gaf pastoor Hercules de opdracht om een kosterij te bouwen. Een klaslokaal met inpandig een woning voor de koster (schoolmeester) Het gebouw heeft tot 1883 dienst gedaan als schoolgebouw. Toen is er een nieuw gebouw aan de Kosterijweg gebouwd. Vermoedelijk heeft de koster er tot 1916 in gewoond. In 1980 is aan de Huizingerweg een nieuw schoolgebouw herrezen.
Jan Olthof