Achtergronden bij de Andreaskerk te Westeremden

Naar aanleiding van mijn verhaal over de Andreaskerk te Westeremden na afloop van de kerkdienst en de reacties daarop heb ik een wat uitgebreidere versie gemaakt voor de Nieuwsbrief.

De Andreaskerk in het gezapige plattelandsdorpje Westeremden. Nou, platte land?, dat ervaar je wel ff anders als je de bult op fietst.  En gezapig dat was het in de 11e en 12e  eeuw ook helemaal niet!

De plaats Westeremden
(of ook wel Emden,  Amethon, Emetha, Forum)

Emetha betekent monding aan de E of A.  En E betekend water.
Het ligt op de plaats waar de toenmalige riviertje de Fivel, die via Slochteren en Wittewierum  uitmond bij Emetha in de Eems.
Emetha was in de 11e en  12e eeuw een  havenstadje. Het werd in die tijd genoemd in één rij met Loppersum en Farmsum.  Westeremden lag aan de westelijke oeverwal van de Fivel en Loppersum en Farmsum aan de oostelijke.
Emetha was bekend om zijn markt, Forum genoemd en had in de 11e en 12e eeuw ook stapel of stadsrechten. Daarom werd de plaats ook wel enkel Forum genoemd. Er werd ook gesproken van muntrecht, maar daar is geen toonbaar bewijs voor.

In het begin van de 13e eeuw, dus tussen 12 en 13 honderd slibde de havenmond langzamerhand dicht.
1232  is een rampjaar voor Westeremden geweest.  Door een storm is zoveel slib en slijk aan gevoerd dat de haven totaal verzande en scheepvaart niet meer mogelijk was. Tevens is in dat jaar de kerk ook nog door een brand getroffen.  Het duurde tot 1259 eer hij weer werd ingewijd na de herbouw
Westeremden is ook onlosmakelijk verbonden met Emo.  Emo, zoon van welgestelde ouders. Hij is  zo rond 1170/ 1175 geborenen in 1237 overleden.  Z’n broer Addo was pastoor van Westeremden en jonge Emo begon hier als schoolmeester. Enkele jaren later is hij pastoor in Huizinge geworden.  Vermoedelijk had zijn familie collatierechten voor de kerk van Westeremden en mogelijk ook voor de kerk van Huizinge
Maar Emo wilde meer, hij had net als zijn neef Emo van Romerswerf, dat is een buurtschapje bij Jukwerd om een klooster te stichten. Zijn neef heeft eentje op Romerswerf opgericht en Emo is daarbij ingetrokken om later een Klooster in “Witte” Wierum te stichten.  Dit is waar de bestuurders van de Kerk van Wierum hem toestemming gaven.  Alleen ene Ernest was tegen en beïnvloede de Bisschop van Munster zodat die de vergunning introk. 
Maar Emo was geen domme jongen. Hij had in Parijs, Oxford en Orleans gestudeerd. En in Oxford, samen met zijn broer Addo hadden ze het kerkelijk recht bestudeerd en overgeschreven.
Dus vatte hij het plan op om zijn gelijk bij de Paus in Rome te halen.  In November 1211 vertrok Emo met zijn kameraad Hendrik, de bouwmeester, een voettocht naar Rome en in maart 1212 zijn ze weer teruggekomen. De Paus velde een Salomonsoordeel dat Ernest een schadevergoeding  moest worden uitbetaald.  Want vermoedelijk was de zoon van Ernest Pastoor in Wierum en die raakte zijn baan kwijt.

Kloosters

Wij hebben het stoffig beeld, dat kloosters fungeren als een plaats van gebed en devotie. Maar vermoedelijk is dat een totaal verkeerd beeld.  De kloosters in de tijd van Emo en dan die van Bloemhof in Wittewierum, dat was de op een na grootste in Groningen, waren bolwerken van activiteiten.
Natuurlijk hadden ze gebed en devotie, Maar ze deden ook allerlei andere dingen. Zoals onderwijs, studie,  bouwen en stenen bakken, akkerbouw en veeteelt, visvangst, wegenaanleg, ontginning en inpoldering, aanleg van dijken, handel, muziek en ziekenverzorging.
Eigenlijk waren kloosters, de Gemeente, Provincie, Waterschap, hogeschool en ziekenhuis in één. Het was de grootste werkgever in de regio.
Volgens mij was Emo iemand die zich voor de wereld en z’n omgeving wilde inzetten. En in die tijd was dat de weg om een klooster te stichten. Dat lag veel meer op zijn weg dan Pastoor in Huizinge te blijven. 

De nieuwe kerk

Na de brand in 1232 en de wederopbouw tot inwijding in 1259 werd er wat heen en weer gedebatteerd wie de kosten op zich ging nemen en uiteindelijk Bloemhof de kosten op zich nam werd er een kruiskerk met toren op de oude resten herbouwd. 
De oude kerk was vermoedelijk een Romaanse kerk. Want er zitten nog romaanse onderdelen in de nieuwe Romano-gotische kerk. Zoals de gordelboog tussen het koor en de viering. De viering is het deel waar de preekstoel hangt. Hier zijn de restanten van de dwarsarmen nog zichtbaar. De gordelboog tussen de viering en het schip is romano-gotisch. Een gedrukte spitsboog. De aanzetten van de muraalboog van de dwarsarmen zijn ook nog romaans.  Deze zijn bij de restauratie in 1978 weer zichtbaar gemaakt.
De dwarsarmen, met name die aan de noordzijde zijn al voor de reformatie afgebroken.  Dit waren halve dwarsarmen. Zoals de kerk van Leermens en Zeerijp ze ook hebben. Een rechthoekige plattegrond in plaats van een vierkante zoals in Stedum.
Dat de dwarsarm aan de noordzijde al voor de reformatie is afgebroken is zichtbaar doordat op het dichtgemetseld muurvlak een muurschildering, de opstanding uit de doden, is aangebracht.   Na de reformatie werden er geen schilderingen meer toegepast. Later is er nog een medaillon over aangebracht, maar die is met het aanbrengen van de neogotische ramen in de 19e eeuw bijna compleet verwoest.  Wat er op stond is niet bekend.

De Toren

Aan de westzijde stond een grote robuuste toren van 32 meter hoog. Vergelijkbaar, Stedum 35 meter en Loppersum 38 meter.
Vermoedelijk heeft een deel van de toren de brand in 1232 ook doorstaan, want bij de afbraak wegens bouwvalligheid in 1808 is er sprake van dat er behoorlijk veel tufsteen in was verwerkt.
Bij de afbraak moest er in de kerk eerst een muur worden gebouwd toen ze ter hoogte van het dak waren. De kerk liep tot onder in de toren door. Vergelijkbaar met de kerk van Krewerd.  Dus de afscheiding in het westen, achter het orgel is in 1808 aan gebracht.  En de west buitengevel ook.
Na de afbraak ven de toren is er op de beide muren een forse dakruiter geplaatst.  Hierin hingen tot de tweede wereld oorlog twee luidklokken.  In 1950 heeft van Bergen uit Nieuwolda er een nieuwe geplaatst. Van zo’n 80cm doorsnee.
Aan de noordkant is tussen de voorgevel en de tussenmuur een cachot (gevangen cel)  aangebracht. Dit is nog zichtbaar door de deugdelijke schuifslot op de deur. Dit vertrek doet tegenwoordig dienst als consistorie.

Interieur

In het koor zijn nog enkele dingen uit de bouwtijd zichtbaar, zoals de piscina in de oostgevel.
Dit is een afvoertje waar het keteltje met water in hangen moest waar de priester zijn handen kon wassen.  Het water liep dan via een gootje naar buiten op het kerkhof.  Hier komt de uitdrukking weg:  van Gods water over Gods akker laten lopen. 
Verder zijn er nog enkele kaarsennisjes zichtbaar. Deze hebben we met de restauratie weer teruggevonden.  Aan de noordzijde is een  zandstenen sacramentshuisje in gotische stijl aan gebracht. Deze dient om de hosties te bewaren. Er hoort dan een afsluitbaar eikenhouten deurtje voor. 
Aan de zuidzijde is bij de restauratie de plaats van de coerdeure teruggevonden. Dit is de koordeur.
De plaatselijke borgheer Hayo Wibben, behoorde tot de Vetkopers (veehandelaren), is hier in 1398 in en uit gevlucht omdat hij in oorlog was met Eppo van Nittersum uit Stedum. Die behoorde tot de Schieringers (cistercienzers). Hayo is door Eppo vermoord voor het Hoogaltaar.
In 1783 zijn er trekbalken onder het viering en het koorgewelf aangebracht. Deze zijn bij de restauratie blijven zitten als historisch fijt.   Voor de restauratie was het koorgewelf aan de noord en zuidzijde naar binnen gezakt  en hebben we delen van de velden er op nieuw ingemetseld. En de stalen ankers verwijderd.

Het meubilair

Het meubilair, het koorhek, de banken en de preekstoel, dooptuin  en kerkenraadsbanken is midden 17e eeuws. Het is gemaakt in de Vreedeman de Vries stijl. 
De preekstoel is van het zogenaamde Tinallinger type. Deze hebben een ojief vormige kuip die in het midden weer iets omhoog gaat. De preekstoelen hebben allemaal dezelfde basis, maar je kon ze uitbreiden met diverse accessoires.  Zoals op de hoeken hele of halve zuilen, of kariatiden (beelden) en aan de onderzijde kromstokken of dragende vrouwenfiguren. En op de vlakken diverse soorten snijwerk.
De beide losstaande banken op het koor zijn afkomstig uit Frankrijk en in bezit van iemand anders even als de tafel op het koor, deze komt uit de collectie van bezittingen van de SOGK.
Het klankbord heeft vlakken met geteld geld en waterdruppels dit zit ook op de stijlen van de banken aan de mannenkant. Het zuiden.  
Het bankenblok tegenover de dooptuin is van jongere datum.
Het doopvont is van begin van de twintigste eeuw even als de psalmborden. Deze zijn gemaakt door dominee Ten Broek die ook in 1923 de oude kosterij (schoolgebouw) uit 1535 van de gemeente Stedum kocht en er een zaal achter bouwde en hier een dorpshuis in vestigde. Het oudste dorpshuis  van Groningen.  We waren toch veel progressiever dan de stad Groningen die kortgeleden nog maar een “stadshuis” bouwde (het Forum)  
Twee jaar geleden is de grote zaal in het kader van versterking wegens mijnbouwproblematiek weer afgebroken en vervangen door de huidige zaal.

Het orgel

Het orgel is in 1873 gebouwd door Petrus van Oekelen.  Een degelijk instrument.  Het is een beetje een VW onder de orgels, het van Dam Orgel in Huizinge valt onder de categorie Audi.
Het van Oekelenorgel is een beetje een fabrieksorgel. Het heeft voor een protestantse kerk een beetje een vreemd uiterlijk.  Het is namelijk gemaakt in een neogotische kas.
Zo’n orgel zou je verwachten in een Katholieke kerk.  Er werd gesproken dat hij voor de Katholieke kerk van Bedum bestemd was. Het zou kunnen, want in die tijd kwamen de Katholieke kerken ook weer tot ontplooiing. Misschien was het wel een promotie model. En bouwden ze ook op voorraad.  Maar een protestantse orgelbouwer voor een katholieke kerk,  ik weet het niet.
Wat wel bekend is: het orgel was eentje van een tweeling. In de kerk van Leermens stond ook een orgel met een neogotische kas. Maar die is in 1959 door brand verwoest.

Edskes orgel, gefotografeerd in Middelstum…

Het barokke huiskamerorgel is van Orgelbouwer Edskes uit Zwitserland en staat hier tijdelijk.

Gewelf- en muurschilderingen

In het vieringgewelf zijn gewelfschilderingen aangebracht.   Dorothea met bloemenkrans en Barbera met toren aan de noordkant en Johannes de doper met boek en Laurentius met rooster aan de zuidkant. Aan de oostkant is nog een deel van Adam zichtbaar. Eva heeft de restauratie van 1978 niet overleeft.  Op het dicht gemetseld deel van het noordtransept is de opstanding uit de graven zichtbaar.

Vermoedelijk hebben boven het schip geen gewelven gezeten, maar is het altijd een vlakke zolder geweest.  Met de restauratie in 1978 hebben we twee ingerotte zolderliggers vervangen en is er ook een nieuwe vloer op aangebracht.   Het oude hout, was zo vermolmd dat het brandhout was. Dit werd niet afgevoerd in een container maar gewoon op het kerkhof opgefikt, net als het oude dakbeschot en de panlatten.  Op maandag konden we de brandstapel niet aansteken want maandag was de wasdag en dan hing de was buiten.
De  nieuwe zoldering moest blauw worden geschilderd. Maar toen had je nog geen Ral kleuren en ook geen verfmengmachines. De schilder maakte de lijnolieverf nog zelf. Hij moest dan drie proefvlakken maken, waar de directie een kleur uit kon kiezen. Maar de schilder had geen behoefte om drie keer  tien tot vijftien liter blauwe verf te maken.  Dus maakte hij één keer de verf. En een maand voor de bouw vergadering verfde hij twee planken, een week voor de vergadering nog twee en de morgen voor de vergadering nog twee. Hij had dan drie kleuren, want lijnolieverf kleurt na verloop bij.  Hieruit koos dan de directie een kleur.

School

Emo wordt als eerste schoolmeester genoemd. En later toen hij abt was van het klooster Bloemhof heeft hij en z’n opvolgers er steeds voor gezorgd dat er in Westeremden onderwijs werd gegeven.
In 1535 gaf pastoor Hercules de opdracht om een kosterij te bouwen. Een klaslokaal met inpandig een woning voor de koster (schoolmeester) Het gebouw heeft tot 1883 dienst gedaan als schoolgebouw. Toen is er een nieuw gebouw aan de Kosterijweg gebouwd. Vermoedelijk heeft de koster er tot 1916 in gewoond.  In 1980 is aan de Huizingerweg een nieuw schoolgebouw herrezen.

Jan Olthof

Excursie KLOEKE KERKEN 22 mei 2024

We werden verwacht in het Wierdenmuseum…
Maar de koffiemachine liet het na 14 koppen afweten…We waren met 15 gasten!.
In een korte inleiding besteedde ik aandacht aan de Groninger Kunstkring De Ploeg en een aantal leden daarvan.
Mijn handenarbeidlokaal in de H. Mejeurschool in stad, bevatte een wand met een compleet kunstwerk van Jan Altink. Altink was de bedenker van de naam: De Ploeg:.
Met de verkoop van de mavo-school is het kunstwerk verdwenen.
Met Rob Martens, zoon van George Martens had ik contact toen deze nog aan het Noordelijk Scheepvaart Museum verbonden was. Beiden zijn niet meer: Rob en het Museum. 
George was gehuwd met Alida Pott, het enige vrouwelijke lid van De Ploeg.
Zij bezaten de ALIDA, een prachtig tjalkje, dat vaak op het Zuidlaardermeer te vinden was.
Deze schildersboot ligt nu nog op de binnenplaats van het Museum aan de Aa.
Een nieuwe locatie voor het schip wordt het Kunstcentrum De Ploeg in Wehe-Den Hoorn

Na deze inleiding volgde er een toelichting op het verdere verloop van de dag.
“Maak bij het bezichtigen van de expositie van de Kloeke Kerken foto’s van de vier kerken, die we gaan bezoeken: Fransum, Leegkerk, Oostum en Ezinge.
Probeer deze te maken vanuit het oogpunt van de schilder. Bij het bezoek aan de vier kerken probeer je op de plek van de schilder te gaan staan met je fototoestel..”

Grietje is daarin geslaagd met acht foto’s.

Ook werd aandacht gevraagd voor grote foto’s in het museum, waarop het afvoeren van de terpaarde naar schepen in het Reitdiep met behulp van kiepkarren te zien waren.

Johan Dijkstra, Fransum

Naast de Andreaskerk in Westeremden herinneren enkele spoorrails nog aan de afgraving van deze wierde. Zie onze Nieuwsbrief van april.

Klokslag 12.00 uur waren we in Fransum.

                                                                                                                                                                             

Leegkerk, schilder onbekend

Via het -niet meer te bezichtigen- Kerkje van Harkema reden we naar Leegkerk.
Hier liggen mijn roots (echter niet op deze begraafplaats).

                                                                                                                        

Het interieur was een verrassing. Na de restauratie werd een constructie bedacht om het kerkje te gebruiken voor culturele doeleinden. Het koor kon afgesloten worden met enorme deuren, zodat daar vergaderd kon worden. Een schitterende beschrijving vind je op Wikipedia

Op het koor beantwoordt gastheer Martijn Jager vragen…

Van hier ging het over prachtig slingerende weggetjes naar Oostum. Bij Slaperstil staken we de Friesestraatweg over om naar Dorkwerd te rijden. Gelukkig kwamen we geen landbouwverkeer tegen. Wel werd onze route gekruist door scheepvaartverkeer. De tafelbrug bij Dorkwerd stond omhoog.

George Martens, kerk van Oostum

Aangekomen bij het kerkje van Oostum konden we van het tunneltje voor de kiepkarren met terpaarde maar weinig zien, door de begroeiing. Egbert wilde het wel van dichtbij zien en begon aan de afdaling; maar merkte al gauw, dat daar aardig wat brandnetels stonden.

Voor de schilders van De Ploeg was het kerkje een prachtig object. Met het dwarse zadeldak is het aardig uniek. Een favoriet kerkje voor schilders. Ook voor onze fotografen.

                                                      

Niels Smit Duyzentkunst was hier onze verteller…… Ook dit kerkje wordt gebruikt voor uiteenlopende activiteiten.
Niels is een veelzijdig mens:  Componist, regisseur, tekstschrijver, uitvoerend acteur en musicus, docent, coach, therapeut.
Samen met IOVIVAT, de rederijkerskamer van Garnwerd wordt hier in september het Openluchtspektakel KLEI opgevoerd. Het publiek krijgt vanaf de ijsbaan van Garnwerd een kijkje in de gemeenschap van 125 jaar geleden, toen klei in heel Groningen de hoofdrol speelde.
We namen afscheid en via Aduarderzijl kwamen we bij de ijsbaan van…Ezinge.
Hier woont Joke, een oud-leerlinge van mij, die haar verjaardag vierde. Voor de inzittenden van de auto’s waren er heerlijke bonbons.

Max Ali Cohen, Ezinge

In de kerk wachtte pastor Lydia van Ketel op ons. Zij vertelde over haar kerkelijke gemeente en de kerk, die nog niet bij de stichting Oude Groninger Kerken is aangesloten.
Het prachtig opgeknapte kerkje bezit net als de kerken van Leegkerk en Fransum een hagioscoop.
Op ooghoogte kon men om diverse reden de kerkdienst van buiten zien.
De kerk wordt gebruikt door dorpsbewoners; w.o. een yoga-leraar..
Zo worden er mantra-zangavonden in het kerkje gehouden, vertelde Lydia.

Grietje Schanssema, Ezinge

Dit resulteerde in een gezongen mantra door een aantal van ons. Peter van Gelen nam

samen met Paulien Hoevenaars het voortouw en het klonk geweldig.

Het was een geslaagd uitje. Ook het weer werkte mee.

Jaap Boersema

Stilte op het Wad

Wat Barbara ooit begon, organiseert inmiddels Caroline: de jaarlijkse stiltetocht op het Wad, voor een gemêleerde groep van gemeenteleden en andere belangstellenden. In twaalf uur vloed-eb-vloed van Lauwersoog naar Schier en weer terug. Vorige week ging ik voor het eerst mee en vond de formule een verademing. De eerste helft van de tocht wordt er niet gepraat. Iedereen zoekt een fijn plekje op de boot en de schipper vaart. Urenlang wiegt het schip je, terwijl de golven en de wolken de onafgebroken stroom van woorden uit je hoofd proberen te verdrijven. Dolce far niente, zalig niets doen.

Na een uur of vier varen belanden we via een laddertje op de oostpunt van Schiermonnikoog, waar we in groepjes uiteenwaaieren. Het Noordzeestrand ligt zo dicht bij de Waddenzee dat ik er wat gedesoriënteerd van raak. Maar helmgras, zand, branding, schelpen… de bekende strandelementen, geven als altijd een feestelijk eilandgevoel.

Om vijf uur monsteren we weer aan voor de terugtocht. In de namiddagzon blijf ik nog wat mijmeren op het dek en daarna genieten we met z’n allen, gezellig kletsend in de roef of alleen, met een bordje op het dek, van het avondeten. De bonte mengeling van meegebrachte gerechten weerspiegelt zwijgend de avonturen van deze dag.

Fenneke Colstee

Cantatedienst 9 juni, 19:00 uur, Farmsum

Op 9 juni, om 19:00 uur, wordt in Farmsum Cantate Jakob uitgevoerd. Aan deze cantate begonnen Barbara de Beaufort en Kees Steketee in de coronaperiode. Vorig jaar werd hij afgerond en op 22 oktober was in Huizinge de première. Nu dus een reprise in een cantatedienst in Farmsum met voorganger Piet Lanting.
Jan Smid (bas) zingt Jakob, Hinrick Klugkist (tenor) verklankt Ezau en Gera van der Hoek (sopraan) kruipt met haar stem in de huid van Lea.
Hermien Hoekstra (dwarsfluit) speelt ook weer mee.
Kees Steketee begeleidt het koor op de Blüthner vleugel en de gemeentezang op het Lohman orgel.

Tevens alvast de aankondiging dat op 27 oktober, om 9:30 uur, in Huizinge, de Hervormingscantate weer zal klinken. Het was de eerste cantate van het duo De Beaufort/Steketee in 2014. Daarna is hij nog enkele keren uitgevoerd in Farmsum, Appingedam en ook Huizinge. Voorganger in deze cantatedienst is Just van Es. Solisten zijn Gera van der Hoek (sopraan, als engel der genade) en Jan Smid (bas, als Luther). Kees Steketee bespeelt het Van Vulpen orgel.

Francine Schrikkema, bezoek aan haar atelier (13 en/of 20 juni)

Francine Schrikkema is beeldend kunstenaar en woont in Huizinge. Voor een eerste kennismaking met haar schilderijen verwijzen wij naar haar website. Wij nemen aan dat onze gemeenteleden het leuk zouden vinden om nader kennis te maken met het atelier en de kunst van Francine. Wij hebben haar bereid gevonden om iets over haar werk te vertellen in haar atelier. Gezien de grootte van het atelier kunnen er niet meer dan 8 mensen per keer ontvangen worden. In overleg met Francine komen we tot het volgende plan:

Francine ontvangt een groep op donderdag 13 en op donderdag 20 juni a.s. van 12.00 tot 14.00/14.30 uur. Een lunch is daarbij ingegrepen.

De kosten zijn 15 euro per persoon.

Wij verzoeken jullie dringend om je van tevoren aan te melden. Wie zich niet tevoren heeft aangemeld kan helaas niet mee.

Op de betreffende middagen zullen we ons verzamelen op het parkeerterrein van de borg Ewsum, van waar we gezamenlijk naar Francine zullen rijden.

Het beloven mooie middagen te worden!

Namens de commissie cultuur & bezinning,

Betty van der Molen en Liesbeth de Voogd

Opgave voor 10 juni bij Betty van der Molen:   bvandermolen2017@gmail.com

Levensvragen, verslag van een avond met Yvonne Hiemstra, 18 april 2024

Sichtlicht
Je moet zeilen op de wind van vandaag
de wind van gisteren helpt je niet vooruit
de wind van morgen blijft misschien wel uit
je moet zeilen op de wind van vandaag

Het is even na half acht als in ’t Ol Schoultje een aantal mensen bijeenkomen. Een avond over een gesprek over levensvragen. Een inkijkje in het werk van Yvonne Hiemstra bij Sichtpunt. Een avond over palliatieve zorg aan het sterfbed. Maar ook trainingen voor de zorg. Hoe luister je, versta je achter het gezegde? Veelal bestaat haar werk uit een planbare eerstelijns zonderverwijzingzorg, maar acuut en plompverloren komt ook voor. Daarnaast organiseert en begeleidt Yvonne jaartrajecten vanuit de gemeentelijke WMO en vanavond dus een klasje leerlingen op leeftijd, maar waarvan ’t Ol Schoultje zelf, toch net iets ouder is.

Wat is je lijfspreuk, wat schrijf je op je tegeltje van papier, vaststaand of is het als het leven zelf, veranderlijk. ‘Ik leef gewoon… en dat bevalt me wel’, hoor ik naast me. Yvonne draagt bovenstaande tekst van Purper als adagium met haar mee. Opborrelende lijfspreuken worden uitgewisseld.

Een geestelijk verzorger is een veelal academisch geschoolde invoelende, betrokken zinaangever. Een zinzoeker die bij een innerlijke letterleegte, letters weet aan te reiken. Letters vormen een woord van verstaan, woorden een zin. Als die zin er niet is, gebroken of onsamenhangend, is een medewerker van Sichtpunt dichtbij. Een geestelijk verzorger is geen behandelaar met behandelplannen en therapieën, maar is een steuntje, een sichtpunt, lichtpunt van houvast. Een luisterend oor zonder (voor)oordeel. Iemand die je uitnodigt je hartkamers door te luchten om naar een opluchting toe te ademen. Het is een niet al te lijvig gedocumenteerd onderdeel van intramurale zorg -zorg langer dan 24-uur- maar juist dankzij het open vrijplaatskarakter maakt dat er wel kwaliteitsregisters zijn. En die gaan vol open als het gaat over privacy. Alles blijft binnen de muren binnenkamers, waar hooguit zomers, openstaande ramen gesprekken van vertrouwelijkheid meegeven aan voorbijvliegende koolmeesjes, die zeilen op de wind van vandaag naar morgen.

Juist binnen een vrijplaats (een plaats zonder vaststaand plan of doel) is een streng kwaliteitsregister waar regelmatig getoetst wordt. Waar haal je als geestelijk verzorger je eigen drijfveren vandaan? Drijfveer, op welke veren drijf je op de golven van het leven? Wat is je levensbeschouwelijk draadje? Yvonne heeft haar draadje verbonden met de Remonstrantse stroming, een stroming die vanuit de raakvlakken met het humanisme het Bijbelse zoekt. Lees bijvoorbeeld eens de remonstrantse belijdenis op internet en voel die open houding, in vergelijking met de gesloten gereformeerde apostolische belijdenis van de PKN waarmee ikzelf ben grootgebracht.

Sichtpunt geeft trainingen aan mantelzorgers over verlies, palliatieve zorg. Maar geeft ook cursussen voor thuiszorgers die innerlijk sterven aan levenseindeproblematiek. Een Sichtpunter kan ingeschakeld worden via een huisarts, maar is altijd dienstbaar met toestemming van de zorgvrager.

Voorafgaand aan de koffie komt nog een term voorbij als ‘menszijn’ en dat ingrediënten in zich heeft van mentaal en lichamelijk welbevinden, kwaliteit van leven, sociale Positieve Gezondheid Spinnenwebparticipatie en het zijn onder de mensen, zingeving. Het model van de positieve gezondheid van Machteld Huber. Ontroerend, een dementerende die haar leven als zacht en warm ervaart. De grens van lijden huist niet in afgebakende (ik stop ermee als), maar wordt vloeibaar zodra je er zelf onderdeel van bent. Leefbaar is niet een vaststaand gegeven. Het ABC-model. Aandacht, Begeleiding en Crisis, waarvan begeleiding en crisis de meeste aandacht vragen.

Het onvoorspelbare zijn de crisissituaties, waar je als hulpverlener zonder enige achtergrond een (half) uurtje later mee geconfronteerd kunt worden en dan is het luisteren, luustern en lústerje zonder klokkijken. ‘Wat houd je bezig’, is daarbij een meer verstandige openingsvraag dan ‘hoe gaat het’, want voor je het weet is met een ‘goed’ de deur naar een open gesprek weer in het slot, aldus Yvonne. Levensvragen over breuklijnen in het leven en over moral injury. Ondanks trouw aan het bevel, de regeltjes, het gevraagde, doorknaagt het morele geweten en de ethiek. Militairen, en mensen die ingrijpende besluiten moeten nemen over het levenslot van anderen, zoals werknemers bij het COA, de moral injury is dichtbij. Ook daar kan Sichtpunt een lichtpunt zijn.

Na de koffie met begrafeniskoek spreken we over de kletspot, ‘de dood uit de pot’, met vragen over palliatieve zorg. Gesprekskaarten om als zorgverlener het ‘gaan naar Anderwereld’ levend te houden. Kinderkaarten van ‘Gemis, rouw en afscheid’ van filosofe Stine Jensen zijn eveneens hulpmiddelen om het gesprek gaande en laagdrempelig te houden, aangepast aan de doelgroep. Gesprekken aan de hand van een getrokken kaart. Luisteren, zoeken naar gelaagdheid, het is een kunde waarin het invullen voor de ander, een vrucht van miscommunicatie als een miskraam ter wereld komt. Niet schieten in de reparatiereflex, maar leed wegen, machteloosheid laten zijn en erkennen dat het mag zijn wat het is. Je gehoord weten is vaak al genoeg. Het levensleed als de metafoor van het gebroken porselein. Probeer je de scherven zo heel te maken zodat je het gekerfde niet meer ziet, of mag die scheurlijn er juist zijn, omdat deze een deel van je geworden is, wat je leert te omarmen. Onverdoezeld tot een nieuw geheel. Geef je het ‘een plekje’ of meng je het door je geurige soep van leven?

We worden uitgenodigd een kaart te pakken met een beeltenis of citaat waar je levenskracht uit put. Ik pak een kaartje van een luchtballon met een biezen mandje waarin je hoog boven je ‘levensleed’ hangt, en heerlijk relativerend kunt opmerken ‘ach, dat valt best wel mee’. Luchtig houden, kracht halen uit het relativeren, afstand houden en verwonderend aanschouwen. Op de achtergrond klinken woorden van een lied:

Hoe zeil je mee op de wind van vandaag?
wind van gisteren helpt je niet vooruit
wind van morgen blijft misschien wel uit
zeil met me mee op de wind van vandaag

Hinrick Klugkist

Wat maakt je leven goed ?

Via Facebook werd ik door Yvonne Hiemstra uitgenodigd voor een challenge, een uitdaging, al is dat laatste een verschrikkelijk hol jeukwoord dat schuurt. Tien dagen één foto, zonder cursiefje van taal, een digitale kettingbrief gaande te houden. De vraag: ‘Wat maakt je leven Goed?’ In een indruk van de dag is een interessante in een tijd van krantenkoppende ellende. Wat zijn de beelden die je gedurende een ruime week bijblijven en beklijven? En zou ‘Huizinge’ daar ook in voorbij komen? Een scheppingsverhaal van indrukken en daarbij wat afbeeldingen.

Wat maakt het leven goed, geeft meteen dat andere -zonder het te benoemen- weer. Op de eerste dag is er een scheiding van licht en duisternis. Dag en nacht van elkaar verschillend en elkaar aanvullend in schemering. Tijdens de avond met Yvonne Hiemstra -wat is een zinvol leven- sprak mij een kaartje met een kleurrijke luchtballon met een bungelend biezen mandje, aan. Een uitkijk, een afstandelijke helicopterview. Overzien, zonder al te veel gedetailleerd zicht en zonder gemiep op de vierkante centimeter. Daglicht en nachtdonkerte met daartussen het twijduustern. Het is avond geweest en het is morgen geweest: de eerste dag.

Op de tweede dag, zondag spreekt Just van Es over wijsheid. Hoe ziet wijsheid eruit als je dat in één beeld weergeeft? Een printscreen van het dansende meisje in de kerk, het treffende schilderij van Marius van Dokkum. Daarnaast Just op de kansel in de Andreaskerk in Westeremden.

De derde dag valt samen met de internationale dag van de aarde. Postermeisje Loesje lacht me toe met het volgende citaat in de mond: ‘De mooiste vrouw op aarde. Moeder Natuur’. Hij zag dat het goed was.

Op de vierde dag zie ik een sfeervol beeld van de karakteristieke Academie voor Popcultuur in Leeuwarden, waarin voorheen de gemeentelijke HBS kennis gaf. Een collega vertelt me dat ik deze ochtend wel een school verkeerd zit, ik had me op dat moment op het conservatorium in Groningen moeten bevinden. Gelukkig zijn er terugtreinen. Het is avond geweest en het is morgen geweest: de vijfde dag.

Een cantorij-avond. Een muzikale samenloop van Ruth en Jakob. Op de terugreis rond tienen fietsen Grietje en ik samen op naar Middelstum. Vertel van het werken op de verkeerde plaats vandaag. We naderen al keuvelende ’t Vonderke, een sympathiek smal wandelpad met een houten bruggetje, in 2015 geheel vernieuwd. Rij voor haar aan en zwenk de bocht in en voel mijn nog uitstaande stander schrapen over de weg. Met m’n linkervoet klap ik hem op en iets uit evenwicht raak ik zachtjes een grenspaaltje van een weiland. Sta plots stil, mijn evenwicht zoekt en grijpt zich vast in de donkerduistere leegte. De fiets kantelt en ik laat me in die beweging meevallen, zachtkens het gras in en rol onder de fiets vandaan. Hoor achter me ‘Wat doe jij nou?’, gevolgd door een plons onder en om heen en lig op mijn rugzak met de neus omhoog, middenin het slootwater… Krabbel onder mijn eigen lach weer overeind en beklim de wal en daarna op de fiets die nog op het droge ligt. Twee lachende gezichten fietsen hilarisch verder richting Middelstum. Onderweg laat ik volgens het evangelie van Grimm, telkens druppels water vallen op de weg om die later terug te kunnen vinden naar Westeremden, immers voor deze ‘challenge’ zal er nog een foto van ’t Vonderke bij moeten en dan is de weg terugvinden wel handig. Hinrick en Grietje onderweg, druppels water gaan hun weg. Onderweg pluk ik nog een stukje riet uit m’n gezicht. Zo discreet als ze is vraagt Grietje me ‘zullen we dit klein houden?’ Nou, ik denk eerder dat ik er maar een stukje over schrijf… Mijn leven is Goed, ook al valt-ie soms in het water!

Het was avond, het werd morgen. De zesde dag. Een agendalijstje met al wat uitgezongen mag worden over land en akker, in een koor en in een kerk. Een datum van de cantate Ruth, musical Ruth en een evenwichtige zing & zang van Cantorij & Curiosa en een afbeelding van een poster van curiosa voor een concert in Westerwijtwerd. Of zoals Kees Steketee het op de avond met Yvonne vorige week al opmerkte: ‘Zonder zingen gaat het niet’.

Op de zevende dag een rustdag. Een terugblik op de Schepping. Een boekje open over het klimaat, gevloerd op de derde verdieping van het Prins Claus Conservatorium in Groningen, waar de vloer en trap eenzelfde kleurschakeringen vertonen als de kaft van ‘Het Klimaatboek’ bij mij in de boekenkast. Van koel blauw naar een waarschuwende rode kleur. Waar bevinden wij ons, hoever staan we in code rood?

Op de achtste dag is het Koningsdag. Op de foto is het Concordiaplein gevuld met fanfareblazers die feestelijke klanken de wereld in musiceren. De eeuwenoude Hippolytuskerk op de achtergrond met een feestvlag uit het raam, denkt vol heimweemoed terug aan de tijd dat er nog iedere week muziek klonk uit zijn binnenste, via de honde rden orgelpijpen naar buiten en honderd zangstemmen. Nu doet Hippolytus een raampje open om nog iets te horen van de koperblazers. Hij is inmiddels doof geworden van het prachtige carillon, hangende dichtbij zijn eeuwenoud gehoor.

De negende dag is wederom een zondag. De tranen die wij zaaiden, ontbloeien tot een lach. Het inleidend orgelspel van Kees vormt een waar reclameblok voor de Oogstcantate Ruth. Eindigend met een jazzy variant van Gezang 657, waarvan de melodie, een koraal in de cantate vormt. De laatste regel van Barbara zingt in me tijdens de montage ’s middags. De tekst “De tranen die wij zaaiden (een ongelukkige cameraplaatsing) ontbloeien tot een lach (de afkondiger die -oeps- onder een lampenkap verdwijnt). Het een en ander goedgemaakt door de voorganger die tijdens de verkondiging tot grote hoogte opklimt, staande naast Het Licht. Nee, meer verheven zal het niet worden… Het werd avond, het werd morgen. De tiende dag breekt aan.

Zo prachtig als het gebouw in Leeuwarden aan de buitenkant oogt, zo liefdeloos ademt haar binnenste. ‘Ondanks je drang tot zelfmutilatie hou ik zielsveel van je’, schrijf ik op Facebook. Was voornemens in de ochtend te gaan verven in Leeuwarden en nadien de avonddienst in Groningen te vervolgen. Word door een dienstdoende collega heengezonden, sta niet op het rooster en er is geen plan van aanpak. Jawel, die staat in de kelder: een pot verf en een kwast. Via de gevangenisbibliotheek, een museum en een kringloopbezoek heb ik toch een alleraardigste dag kunnen scheppen.

Hinrick Klugkist

Column: Psalmzingen

Ooit, het was nog in de vorige eeuw, was ik met mijn vader bij een orgelconcert van Klaas Jan Mulder. Het was op de Veluwe, in Putten. Vanuit de kerk had je mooi zicht op het orgel, dat boven de preekstoel hing, en de organist die het vanaf de zijkant bespeelde. Het viel ons op hoe doodstil Mulder zat terwijl hij aan het spelen was. “Het lijkt wel een ambtenaar,” zei mijn vader, hetgeen als zelfspot valt op te vatten aangezien hij dat zelf ook was.
Aan het slot van het concert was er samenzang. Geen idee meer wat we zongen. Het was een psalm. Uiteraard. En het ging, zoals dat heet, op hele noten. Niet ritmisch, en uiterst langzaam. Pa, die in zijn jeugd niet anders had gedaan in Yerseke, ergerde zich er aan, en zei dat hij niet snapte dat we deze manier van zingen ooit als ‘eerbiedig’ hadden beschouwd. Maar ik vond het op een bepaalde manier wel ontroerend.
Op de ledenvergadering van de lagere school deden ze het ook erg langzaam en op gelijke noten. Mijn vader probeerde met zijn stevige stem bij het openingslied het tempo wat op te voeren. Bij het slotlied voegde de voorzitter daarom voor alle zekerheid aan de aankondiging toe het ‘op gepaste wijze’ te willen zingen. Die vergadering overigens werd bezocht door alleen de vaders, want alleen zij konden lid worden.
Het waren andere tijden, denk je dan. Maar deze week las ik in de krant een verhaal van André Rouvoet en de kerk waar hij preses van de kerkenraad is. Het ging over de Christelijke Gereformeerde Kerken en de vrouw in het ambt. Rouvoet heeft het over ‘mijn’ gemeente. Hoewel ik hem hoog heb zitten vind ik dat een irritante manier van je uitdrukken. Ik zou kiezen voor ‘onze’. Maar dit terzijde. En terwijl Vrijgemaakten en Nederlands Gereformeerden in 2023 zijn samengekomen als ‘Nederlandse Gereformeerde Kerken’ dreigt er nu in Rouvoets kerk een scheuring vanwege de vrouw. Plaatselijke kerken kiezen hen soms in de kerkenraad; het is landelijk officieel niet toegestaan. Een speciaal convent gaat er over vergaderen met een aantal uitgangspunten waaronder ook de mogelijkheid dat een gemeente zich in zijn geheel bij een ander kerkgenootschap aansluit. Dat doet me denken aan een (PKN) classispredikant die in Huizinge op bezoek kwam met vooral adviezen over wat te doen als we er mee wilden stoppen…

Terug naar het niet ritmisch zingen. Ik kijk wel eens op YouTube naar de schitterende psalmimprovisaties van Sietze de Vries op zijn speciale psalmensite. Alleen op het orgel, of met solistische medewerking, komen alle psalmen langs. YouTube suggereert mij dan via zijn algoritme nog meer psalmen. Zo kwam ik terecht in de grote kerk van Dordrecht bij de serie ‘mannenzang’. Filmpjes waarin een groep mannen een psalm (berijming 1773) ten gehore brengt. Een lang voorspel, het orgel wordt niet gespaard, tussenspelen met modulaties, en de coupletten op héél lange noten. Tussen de regels veel tijd om adem te halen en dan met zijn allen weer rustig op gang voor de volgende regel. Een psalm duurt zomaar een kwartier. De kerk was afgeladen vol, met mannen waarvan het leek alsof ze zo uit het werk weggelopen waren, die vol overtuiging, en zeer fortissimo, hun psalmen zongen. Aan de ene kant moest ik er ontzettend om lachen, maar, net als in Putten ooit, vond ik het ergens ook ontroerend.
Overigens zag ik ook al filmpjes waarin vrouwen meedoen. Modern!

Kees Steketee

Kunstenaars rond Huizinge: Jannes de Vries

We zijn bezig met een serie over kunstenaars in en rondom Huizinge. In heden en verleden.
In eerdere nieuwsbrieven schreef Reint Wobbes al over Reggie Scherpbier (februari) en Fie Goudschaal (maart). In deze nieuwsbrief vertelt hij over Jannes de Vries.

Jannes de Vries was niet van hier, maar werd in1901 in Meppel geboren en woonde vanaf 1924 in de stad Groningen. Echter in 1966 koos hij Huizinge als uitvalsbasis om het Hogeland te schilderen in prachtige, gedurfde kleuren of in trefzekere tekeningen. Hij stamde uit een familie van Zuiderzeeschippers. Zijn ouders hadden echter een hotel met café dat zondags gesloten was, want de familie was kerkelijk en vrij orthodox. Jannes bezocht na de lagere school, de handelsavondschool en werkte als klerk bij een deurwaarder en daarna bij een advocaat. Hij had altijd fanatiek getekend en zijn laatste werkgever vond dat hij naar een tekenschool moest, Vader de Vries vond dat hij eerst zijn diploma boekhouden moest halen. Toen hij zijn diploma had ging hij naar de Rijks Normaalschool voor Tekenonderwijzers te Amsterdam. Na zijn opleiding gaf hij korte tijd les aan de H.B.S. te Meppel. In 1923 vertrok hij naar Parijs waar hij lessen ging volgen aan de traditionele Ecole Nationale Supéreure des Beaux Arts en onder de indruk raakte van het werk van Cézanne. 

Vanuit Parijs reisde hij vervolgens naar Rome en Florence en woonde een poos in het kunstenaarsdorp Anticoli. Via het eiland Lipari reisde hij naar Tunis waar hij naar eigen zeggen echt vond wat hij zocht. “Alles daar heeft me als een lawine overrompeld” schreef in zijn levensherinneringen, naast het landschap werd hij getroffen door de mensen hoe ze leefden en gekleed gingen. De indrukken opgedaan in Marokko en Tunis vormden de basis van zijn latere Bijbelse werk waar Bedoeïenen profeten werden en een herder met staf, Mozes.

In 1924 begon Jannes de Vries als tekenleraar aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Uit noodzaak om zijn niet al te ruime salaris, begon hij met illustratie- en reclamewerk. Hij ontwierp advertenties, reclamefolders en boekbanden. Bekende ontwerpen waren de beeldmerken van Tjoklat, Red Band, Zwitsal, Broekema ‘s Koffie en Thee en Duc George Sigaren. Niet lang na zijn aankomst in Groningen werd de Vries lid van De Ploeg en nam hij een jaar later deel aan een Ploegtentoonstelling. In 1926 werd hij voorzitter van de schildersbent om een jaar later weer af te treden en zelfs te bedanken als werkend lid.  Hij kreeg een vaste aastelling als tekenleraar, had het druk met bedrijf en had een gezin. Bovendien was De Vries was ook een wat afwijkend Ploeglid, geen avant-gardist, wel had hij zich thuis gevoeld bij zijn bentgenoten, zei hij in een interview in 1971: ik vond het plezierig dat ze, hoewel ik me niet met het expressionisme bezighield, me met rust lieten. Ze hebben mij niet ingeblikt en er was ook geen sprake van wisselwerking.

Het vooroorlogse oeuvre van de Vries is poëtisch, harmonisch en rustig, maar al wel kleurig. In de jaren dertig veranderde zijn werk, in helle kleuren en felle penseelstreken schilderde hij het Groninger landschap, weg waren zijn harmonie en rust. Na de oorlog werd De Vries weer lid van de Ploeg en deed mee aan de door hen georganiseerde exposities. Hij bleef met plezier lesgeven en reisde vaak naar Zwitserland Frankrijk Italië en naar Noord-Afrika. In 1961 deed hij mee aan het project Ku(n)stvaart en voer mee met een kustvaarder naar de Oostzee.

Landschap (1948)

Na zijn pensionering in 1966 reisde ook veel, vooral in het voor- en najaar.  De bestemmingen waren Frankrijk, Zwitserland, Italië en zijn geliefde Noord-Afrika. In de zomer bleef hij thuis “Ik zit dan op het Hogeland, dat is mijn beste reis, ik heb een huisje in Huizinge, vandaar maak ik mijn tochten over het Groninger land. Ik neen dan de fiets, dan ben ik weg, ben ik in de ruimte. Het Groningerland is open en wijd en bied geen beschutting tegen de wind die alles doet bewegen en de wolken maken licht en schaduw over de wijde velden. Ik ben lang en heb een hoge fiets die ik ook gebruik als tafeltje (met een riem tussen stuur en zadel en het achterwiel tussen mijn benen)”. Jannes de Vries “genoot van de wind om zijn kop” en maakte tijdens stapels tekeningen en aquatellen die soms dienden als basis voor schilderijen.

Gezicht op Framaheerd, Huizinge

De schilderijen waren vanaf de jaren veertig tot 1966 wisselend van stijl, vaak expressief soms impressionistisch. Na 1966 werden zijn werken steeds kleuriger, emotioneler.  Het is opmerkelijk dat hij in de loop der jaren steeds meer expressionistisch ging werken terwijl de “oude Ploegleden” traditioneler, veelal meer impressionistisch gingen schilderen. In Jannes de Vries’ notities en herinneringen aan zijn reizen en de in 1981 geschreven impressies van het Groninger land spelen waarneming van kleuren en beschouwingen erover een grote rol.  Alle recensies van zijn tentoonstellingen spreken in krachtige termen over het kleurgebruik in zijn schilderijen en noemen dat een “kleurenorgie” ((Herma Hekkema 1991) of een” extatisch feest van kleur en licht” (Bé Doorten 1991). Anderen spreken van “extatisch expressionisme” en een ”forse vlakverdeling in zinderende kleuren”. In 1981 zegt De Vries in een interview: “Als ik zie dat in een landschap bepaalde maten en afstanden zo zijn dat ze de spanning van kleur in de weg staan, dan verander ik ze gewoon. Het gaat immers om de beleving van het geheel en niet om de onderdelen. Maar het is wel mijn beleving en ervaring. De kleurenverhouding kun je zien als orkestrale composities. Er zijn eerste en tweede fluiten, hoge en lage stemmen. Al deze dingen voegen zich samen tot één symfonie. Kleuren in een schilderij beïnvloeden elkaar en de Vries schreef extatisch over de Groningse koolzaadvelden: ‘een lucht van roze-violet door “t gedonder van geel en over koolzaadvelden die oogverblindend geel de lucht tot hard paars knetteren”.

Bijbelse schilderijen en tekeningen

Vanaf 1957 begon De Vries Bijbelse voorstellingen en personen te tekenen en te schilderen. De verhalen uit het oude boek beeldde hij uit met taferelen uit Noord-Afrika.  Bedoeïenen werden profeten en straattypen apostelen.  Een bruiloft in Marokko werd de bruiloft van Kana en Jezus voor Pilatus als een peinzende man die je op markten straten van Kairouan kunt aantreffen (Han Drijvers)an 

Gezicht op Huizinge (1972)

Jannes de Vries stierf op 8 december 1986 een dag na de afsluiting van een grote tentoonstelling van zijn werk in het Drents Museum. Een man die zijn eigen koers bepaalde, een eenling die eens zei: Zo is het met een schilder. Je hoort nergens bij, alleen met Gods ruimte om je heen. En naast de ruimte het helle stofvrije licht.

Reint Wobbes 2024.

Bronnen:
Jannes de Vries 1901-1986 door Han Drijvers en Henk van Os, 1989.
Ku(n)stvaart, Groninger Museum 8 december 1961 t/m 7 januar 1962.
Jannes de Vries door Francis van Dijk e.a. 2004.
Het boek Job tekeningen anno 1968 door Jannes de Vries Groningen.
Groningen getekend door Jannes de Vries samengesteld door A. Bakker.
Archief Reint Wobbes; o.a. veel krantenartikelen.
De Ploeg 1918-1941 de hoogtijdagen Cees Hofsteenge onder redactie van prof. Dr. H.J.W. Drijvers.

Te gast in Westeremden

‘Er komt vast niemand,’ zei Just tegen me, toen hij op 25 februari als eerste aan de beurt was om voor te gaan in de Andreaskerk bovenop de wierde in Westeremden. ‘Zo’n nieuwe, andere plek, en toch ook wat verder weg voor sommigen…’

‘Ik denk dat iedereen juist heel benieuwd is!’ zei ik. En inderdaad, de kerk liep vol. Nog wat onwennig werd er gezocht naar een zitplek; links, of juist rechts van het gangpad? Vooraan of achteraan? Uiteindelijk toch vaak zo dicht mogelijk bij de plek die ons in Huizinge al vertrouwd was. Er ging voor de dienst wat meer opgewonden geroezemoes door de kerk dan gebruikelijk.

Ook op dinsdagavond, cantorij avond, was het zoeken. Twee rijen achter elkaar, of toch naast elkaar zingen. Hoe klinkt het hier? Hoe krijgen we hier meer licht…? En hoe moet het met de bloemen, de katheder, de microfoon, de leeskaarsen?

Baken in al deze onbekendheden was en is Jan Olthof, Westeremder en vertrouwd met elke steen van dit gebouw. Hij weet van alles hoe het (niet) werkt, en niets is hem teveel.

Al snel werd het Palmpasen, Stille Week, Pasen. Wat bijzonder om in de late middagzon de Andreaskerk te naderen, het warme licht op de oeroude baksteen te zien, en zelfs een ransuil gedempt te horen roepen vanuit de statige taxusboom op het kerkhof. We maakten prachtige diensten mee. Ook het rondje om de kerk op zaterdagavond ging goed, mede dankzij de tuinlantaarns die Jan Olthof strategisch naast het bakstenen pad had geplaatst.

De eerste nieuwigheid is er inmiddels af.

Het is fijn om na afloop koffie te mogen drinken in het dorpshuis, aan tafeltjes te zitten, elkaar beter te kunnen verstaan.

En ik verbeeld me dat wij met z’n allen die prachtige, eerbiedwaardige Andreaskerk ook gaandeweg een beetje opwarmen, en hem doen terugdenken aan de eeuwen dat hij nog elke zondag onderdak bood aan zijn gemeente.

Barbara de Beaufort