In Huizinge drinken we altijd koffie na de dienst. Dat ging bij mij ooit gepaard met een sigaar, aangestoken aan de paaskaars, en genoten op een grafsteen in de kerktuin. Toen in coronatijd kerkdiensten taboe waren zijn er in Nederland onderzoeken gedaan naar wat kerkgangers het meeste misten. Dat bleek vooral die koffie te zijn, en daarnaast het zingen en de muziek. De preek werd niet bepaald als het grootste gemis ervaren, dit tot teleurstelling van de vele voorgangers die daar week in week uit heel veel energie in stoppen. Het was trouwens qua muziek een gouden tijd: we hadden diensten zonder kerkgangers met liederen die instrumentaal moesten worden uitgevoerd en aldus veel mogelijkheden boden tot mooie orgelbewerkingen. Later deden we het met een klein clubje zangers, de crème de la crème uit de cantorij.
Na de koffie is er de afwas. Ik rook al een tijd niet meer, zit dus ook niet meer op de grafsteen en heb dus alle gelegenheid om me nuttig te maken bij het afwassen dan wel -drogen van de thee- en koffiekopjes. Regelmatig gebeurt het dan dat een vrouwelijke kerkganger mij complimenteert: “Nee maar, een man aan de afwas!” Blijkbaar is dat, voor die vrouw althans, bijzonder.
Misschien was ze wel van huis uit Christelijk gereformeerd. Daar speelt momenteel het probleem van de vrouw in het ambt. Hier en daar vindt men, mét Paulus, dat ze moet zwijgen, maar er zijn ook plaatselijke kerken waar vrouwen wel diaken, ouderling of voorganger mogen zijn. Het gaat er heftig aan toe, en in de krant (niet op het Journaal of bij Hart van Nederland!) zie ik foto’s van vergaderende mannen die koffie krijgen aangereikt van hun vrouwelijke geloofsgenoten. Het heeft iets koddigs, maar ook iets treurigs. En daar waar vrijgemaakten binnen en buiten verband elkaar weer gevonden hebben, dreigt bij de Christelijke Gereformeerden een kerkscheuring.
In Huizinge hoeft de vrouw niet te zwijgen. Op het preekrooster van dit jaar is de stand man-vrouw 28-33, en in de kerkenraad zitten vooral vrouwen. Ook in de cantorij zijn ze in de meerderheid.
Trouwens: Ook daar drinken we koffie, en ook die kopjes moeten worden afgewassen. Als dirigent voel ik me bepaald niet verplicht, maar ik zag laatst Reint alleen bezig en pakte de theedoek. Een vrouwelijk koorlid greep haar telefoon en wilde het tafereel vastleggen. “Twee mannen aan de afwas!”, riep ze, hetgeen voor mij aanleiding was de theedoek neer te leggen en uit beeld te lopen, intussen worstelend met de vraag wat nou belangrijker was: dat de kopjes werden afgedroogd of dat ik met mijn theedoek liever niet in de nieuwsbrief zou verschijnen met een tekstje over de geëmancipeerde man, die overigens met zo’n foto bepaald niet als een echte geëmancipeerde man zou overkomen, net zoals een wethouder die achter de vuilnisauto gaat lopen om te laten zien dat hij ook maar een eenvoudige burger is, dat dus juist niet is. Hij doet dat één keer, die theedoek bedien ik dagelijks, zonder ooit gefotografeerd te worden.
Reint loste het dilemma op: “Als je de kopjes laat staan zijn ze morgen ook droog.”
Ik deed mijn jas dicht, en toog huiswaarts na weer een heerlijke koorrepetitie.
Maar ik had het over de vrouw in het ambt.
Veel kerken zouden het niet eens redden zonder haar inbreng! Ik zou als Christelijke Gereformeerde Kerk daarom, maar niet alléén daarom, met het oog op de toekomst maar eieren voor mijn geld kiezen, en vrouwen heel snel toelaten tot alle ambten, inclusief koffieschenken en afwassen!
Kees Steketee