“Een muziekinstrument bespelen hoort bij de algemene ontwikkeling.”
Het was de stelling van de dag in een Dagblad dat ik verder niet lees. Hij werd me toegezonden door een betrokken gemeentelid met een linkje erbij naar een aantal artikelen waarin de stelling werd besproken. Het ging erover dat tegenwoordig het muziekonderwijs wordt gezien als een middel om slimmer te worden (want: van muziek maken word je slim, is ook al zo’n stelling!), en dat het daarbij lijkt of muziek alleen maar een middel is naar een kennelijk belangrijker doel: die veronderstelde slimheid!
Dat muziek ook van belang is in zichzelf, dat het een uiterst indrukwekkende kunstvorm is, dat haar melodieën en harmonieën een mens niet alleen slimmer maken, maar ook ontroering schenken, gelukkiger maken, daaraan gaat men voor het gemak vaak voorbij. Ik lees ook dat “vijf weken op een djembé slaan” niet wordt gezien als een muziekles. Ik kan het daar alleen maar hartgrondig mee eens zijn, net zoals “kennismaken met een instrument” heel iets anders is dan er op leren spelen. Ik zei het vaker.
Op eenzelfde manier zou je ook kunnen zeggen dat het kijken naar beeldende kunst kan helpen tegen kleurenblindheid. Dat is namelijk ook niet waar, kan ik u verzekeren. Ik vind heel veel kunst mooi, maar vraag me niet naar de samenstelling van de kleurencompositie. Ik zal dan ook nooit een kunstkenner worden, en zeker geen beeldend kunstenaar! Maar ik kan wel, op mijn manier, liefhebber zijn.
Gelukkig kunnen mensen ook muziek mooi vinden, zonder dat ze een idee hebben van majeur of mineur, grondliggingen of sextakkoorden, thema’s en tegenthema’s en wat al niet.
Ik ken trouwens ook iemand die het belangrijk vindt dat de kleinkinderen van alle vogels die langs vliegen de namen weten. Daar ben ik ook geen ster in. En als ik al zie dat er een zwaluw of meeuw overvliegt, krijg ik de vraag wát voor zwaluw, en wát voor meeuw…

Terug naar de muziek. Sinds 2013 hebben we ons nieuwe liedboek. 1016 nummers vertegenwoordigen 1282 titels. Voor elk wat wils was ongeveer het uitgangspunt. Dat is goed gelukt, en ook braaf makkelijk als je zo’n hele serie voorgangers hebt! Daarom is het best verbazingwekkend dat er naast het liedboek in verschillende denominaties nog weer verschillende andere bundels worden gebruikt.
De PKN heeft onderzocht wat de populairste liederen zijn. Gezang 416 (‘Ga met God, en Hij zal met je zijn’) staat op nummer 1, gevolgd door ‘Abba Vader’. In Trouw zegt Hanna Rijken, musicus en theoloog, dat de lijst een zekere polarisatie laat zien: “’Abba Vader’ is vooral populair in orthodoxe kringen, terwijl de nummer vier, ‘De steppe zal bloeien’ van Huub Oosterhuis, het goed doet in meer vrijzinnige gemeentes.” Ik weet niet of dat polarisatie is, je zou ook kunnen zeggen dat er in het huis van de Heer vele woningen zijn!
Wat ook uit het onderzoek blijkt is dat 92% van de kerkgangers muziek heel belangrijk vindt in een kerkdienst. Voor 51% is het zelfs een onmisbaar onderdeel. Daarnaast heeft 62% van de kerkgangers liefst orgelmuziek als begeleiding van de zang, 26% opteert voor de piano en 19% wil een band.
Voor Gezang 416 (‘Ga met God’) kiezen we, uiteraard, voor orgelbegeleiding. En als een gemeente, zoals bij ons in Huizinge, dan ook nog in staat is het lied vierstemmig te zingen, ontroert dat me steeds weer. En nou maar hopen dat er, ook in het huidige tijdsgewricht, nog mensen zijn, die een instrument leren bespelen, en zo in staat zijn die zingende gemeente te begeleiden…
Kees Steketee