Het is december, adventstijd. De kerst komt eraan. Onwillekeurig denk ik dan: ‘Inter ramos splendet luna, iam finite strepitum…’ en zie ik mezelf weer, op het podium in de aula van het Professor Zeeman Lyceum in Zierikzee, alwaar ik de twijfelachtige eer had één van de weinige gymnasiasten te zijn. We hadden klasjes van drie leerlingen, bij een goed jaar soms wel vijf, en in de twee parallelklassen van de hbs zaten minstens twee keer 25 leerlingen.
Je had het als gymnasiast niet makkelijk, dat kan ik u verzekeren: je was, uiteraard brildragend, het prototype van een brave Hendrik, studiebol en heilig boontje in één. Ik was dat in ieder geval wel. Ik kan me herinneren dat ik, welgeteld, maar één keer in mijn hele schoolcarrière gespijbeld heb. Dat was de dag dat de vierde elpee van Ekseption in de platenwinkel lag. Toen ik daar op de fiets langs kwam, op weg naar de gymles op het sportveld, ben ik op mijn schreden teruggekeerd, heb de plaat gekocht en daar de rest van het gymuur verlekkerd naar zitten kijken.
Wat we op dat podium deden?
Het was vrijdag 4 december 1970. Sint-Nicolaas zou zaterdag (of zondag?) zijn zoveelste verjaardag vieren en op onze school speelde de enige Surinaamse jongen, die bovendien fors en goedgebekt was, voor Sinterklaas, en zijn boezemvriend, een klein Zeeuws kereltje, was Witte Piet. Dat was makkelijk met schminken, en het was ook mooi alternatief.
Het complete op het podium verzamelde gymnasium, alle 18 leerlingen dus, versterkt met de in mijn ogen toen al minstens tachtigjarige juf klassieke talen, zong, aan de piano begeleid door schrijver dezes, de Latijnse versie van het lied ‘Zie de maan schijnt door de bomen, makkers staakt uw wild geraas, inter ramos splendet luna, iam finite strepitum…’
Zodra de hbs’ers doorkregen wat er aan de hand was, werden de klassiek georiënteerde zangertjes bekogeld met pepernoten, tot vliegtuigjes gevouwen proefwerkblaadjes en, niet te vergeten, een gigantisch fluitconcert dat het onmogelijk maakte de rest van het lied (waarvan ik me de tekst ook niet meer herinner) nog te zingen. De juf klassieke talen is nog maanden ontdaan geweest van dat cultureel barbarisme van het gewone volk.
Niet lang na die sinterklaasviering heb ik trouwens het gymnasium verlaten en de school als hbs’er afgemaakt. Ik werd door mijn collega hbs’ers hartelijk welkom geheten in hun midden en heb op ontspannen wijze en zonder noemenswaardige inspanningen die hbs met een diploma verlaten. En dat niet alléén omdat na ons een bezemklas dreigde die de allerlaatste lichting hbs’ers bevatte, in afwachting van de zegeningen van de Mammoetwet van minister Cals. Toen ik later, op mijn veertigste, aan de theologie ging, kon ik alsnog de gymnasiumboeken Latijn en Grieks van zolder halen om het gemis uit mijn jeugd goed te maken.
Mocht iemand overigens de volledige Latijnse tekst van ‘Zie de maan’ kennen, ik houd me aanbevolen. Ik word nu vast niet meer bekogeld met pepernoten, vliegtuigjes of fluitconcerten.
En zo gaat een column over de Latijnse (!) term advent helemaal niet over advent, maar over Sinterklaas, die trouwens wel elk jaar in de adventstijd valt. Dat kan geen toeval zijn…
Kees Steketee