Heropening van de Plaats Melkema in Huizinge

Lezing gehouden door Reint Wobbes op 7 september 2022

Ik heb bijeengezocht wat er ooit in de archieven over Melkema is geschreven. Vanaf eind 17e eeuw doen de bewoners van dit huis het zelf, ze hadden gevoel voor geschiedenis. Nazaat Johan Huizinga, de beroemde historicus, had het niet van een vreemde!

Het wierdedorp Huizinge wordt in de 9e en de 10e eeuw voor het eerst op schrift genoemd in de administratie van het klooster Fulda (Bonifatius) dat hier bezit had. Van ca. 1202 -1207 was de geleerde Emo hier pastoor. Hij vertelt over zijn tijd in Huizinge in de beroemde Kloosterkroniek van de Abdij Bloemhof, de communiteit die hij stichtte.
In dezelfde eeuw wordt de huidige kerk gebouwd, 30-40 jaar nadat het baksteenbakken was begonnen. Een vijftal priesters wordt in de annalen genoemd, van twee zijn de grafstenen in de kerk bewaard.

In 1323 en in 1326 worden personen genoemd die Melcama heten, Abel en Focko. Het ging over het redgerrecht in Huizinge en over waterlozingen. Het klooster Essen en de abt van Aduard speelden een rol in de overeenkomsten.

In 1371 wordt tegelijk met bewoners van de borg Fraam, domus (huis) Melcama genoemd. In het borgenboek wordt Melkema geduid als een edele heerd, die geen borg is geworden. Wellicht heeft hier een steenhuis gestaan van een hoofdeling. Later zijn de edele rechten verloren gegaan.

In 1555 geven Thomas Clasen en Sytske hun kinderen een voorschot op hun erfdeel. Hun dochter Katryna, gehuwd met Derk Peters, krijgt ook haar deel, ze wonen op Melkema. Ze werden de stamhouders van de familie die zich later Huizinga ging noemen en die vanaf 1555 tot 1970 woonde op deze plaats, die altijd door vererving op de volgende generatie overging. De familienaam Huizinga ontstond in de 17e eeuw toen Jacob Derks zich in 1679 in Groningen vestigde als koopman. Hij ging zich Jacob Derks tot Huizinga noemen. Ook de rest van de familie ging zich na verloop van tijd zo noemen.

Dezelfde Jacob Huizinga maakte van oude familieaantekeningen Het Gedachtnisse Boeck. Zijn kleinzoon Pieter Huizinga Bakker liet in 1775 een bijgewerkt Stamboek drukken. Hij voorzag het van een 72-regelig gedicht over Melkema en zijn bewoners. Deze plaats wordt doorgaans in één adem genoemd met prof. Johan Huizinga, de grote historicus, schrijver van o.a. Herfsttij der Middeleeuwen, wiens verre voorouders hier woonden. Pieter Huizinga Bakker echter werd op deze boerderij geboren, vestigde zich als koopman-dichter in Amsterdam, trouwde met Liesbeth Wagenaar, zuster van de historicus Jan Wagenaar die o.a. de Vaderlandse Historie in 23 dikke delen te boek stelde. Pieter schreef behalve diens biografie ook poëzie en proza en vertaalde werk van de 17e eeuwse Engelse dichter John Milton.

Het laatste bijgewerkte Stamboek uit 1883 werd samengesteld door de grootvader van Johan Huizinga, Jacob Huizinga, doopsgezind predikant. Enige regels uit het gedicht van Huizinga Bakker geschreven in A’dam, den 28 van de Lentemaand 1774:

Zweef, lieve dichtgeest! buiten kommer
in ’t oud vermaeklyk Huisinga,
En zie gezeten, gezeten in de lommer
Zijn Veldgebuure, Melkema,
’t Eerwaardig stamhuis onzer Magen;
Dat, met zyn grachten, ruimte en zwier,
De aloude blyken nog mag dragen
Van aenzien, eer en landsbestier.

En:

Gy zaegt onze Ouders, in uw weiden,
O Melkema! Oprecht en trouw,
Het leeven der Aartsvaedren leiden,
By runderteelt en akkerbouw.
Die bezigheid ontbrak geen zegen,
zy dienden op hun eigen trant,
Den tabberd schuwende en den degen,
Eenvoudig God en ‘t Vaderland.

De Huizinga’s waren als velen hier Doopsgezind, behorend bij de strenge stroming van de Oude Groninger Vlamingen en Ukowallisten. Ze waren pacifist en wilden geen overheidsfuncties bekleden. Ze waren vlijtig, leefden uiterst sober, en waren vaak leergierig. (Hij die geen boeken koopt noch leest is niet veel beter dan een beest, zei een vermaner.) Geen spiegels en schilderijen. En sobere kleren, zonder opschik.

Veel bewoners van dit huis, meer dan 100 jaar, waren voorgangers in de Mennistengemeente. Hun motto was: ‘Dopen wat mondig is, spreken dat bondig is, vrijheid in t Christlijk geloven, daden gaan woorden te boven.’
Later werden ze vrijzinnig.

Dopersen hebben veel invloed gehad, ondanks hun geringe aantal: Ruysdael, Mesdag, Vondel, Leegwater, Lely waren allemaal Dopersen. Ook speelden ze een rol in de voedingindustrie van Zaandam, en de textielindustrie in Twente. En in de oprichting van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen.

Het voorhuis van de boerderij is 16e eeuws, de grote schuur 17e eeuws, de kleine schuur is in 1820 gebouwd door Sieke Leues Huizinga. De grote schuur werd verlengd in 1762 door Antje Egges, die hier 27 jaar boerin was.

Goed dat dit mooie pand is geconserveerd door het Groninger landschap, het past ze ook, immers oude boerderijen en kerken zijn niet alleen monumenten van geschiedenis en kunst, maar ook elementen in het landschap. Over ons landschap schreef Anton van Lem in de biografie van Johan Huizinga: Wie het Groninger platteland niet kent, vruchtbaar in goede jaren, met de zachte glooiingen van de vele wierden, verzadigd van zomerzon of niet minder mooi in mist en regen, ontbeert meer dan zomaar een landschap.

Reint Wobbes