De vermaning

Alles gaat voorbij. In Middelstum, rechtover Herberg de Valk, staat een vrij groot gebouw al jaren zonder bestemming. Dit lege gebouw is de kerk van de doopsgezinde gemeenschap, die nu heel klein is in Middelstum. Het gebouw is overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Eigenlijk is het een vermaning, want zo noemden doopsgezinden hun kerkgebouw. Daarnaast is een mooie Groningse burgerwoning wel bewoond, dat was ooit de pastorie.

Op Monumentenzondag in September is de vermaning open voor het publiek. Om vier uur zijn bijna alle banken in de kerk bezet met belangstellenden, meestal oud tot zeer oud. Velen wellicht met een doopsgezinde familieachtergrond, of misschien gewoon uit belangstelling, of speciaal voor de muziek. Iedereen wacht op een voorstelling.

Twee mannen staan vooraan. Een lange man is verteller (Beno Hofman) en gaat staan op de preekstoel. De andere man is een muzikant, hij (Eeuwe Zijlstra) zit bij het oude kabinetorgel dat vooraan links opgesteld staat. Dit duo verzorgt een programma dat begint met een verhaal over Menno Simons, de stichter van de Doopsgezinden. De muzikant speelt een liedje uit de zestiende eeuw waarvan de tekst door Menno opgesteld is.

De verteller gaat dan verder met een verhaal over de Mennonieten of doopsgezinden, over hun strenge leer waarbij alleen volwassenen gedoopt worden, en wel op voorwaarde dat zij bewust instemmen met de leer. Hard werken, ascese, pacifisme, weigering om in openbare dienst te gaan, het hoort allemaal bij de doopsgezinde leer. Als de vijand komt en de stad Groningen belegert, zorgen zij voor de brandweer want zij dragen nooit wapens. Mennonieten trekken zich terug op hun akkerland, met name in deze streek, in en rond Huizinge en Westeremden. 

Daar wonen sinds het einde van de zestiende eeuw en lang daarna vele doopsgezinde boerenfamilies veilig onder de hoede van een geestelijke leider. De groep is bekend als “Oude Vlamingen” Bekende families zoals de Huizinga’s die op de “Plaats Melkema” wonen horen erbij. Doopsgezinden leven half verborgen in het relatief vrije Groningse land terwijl geloofsgenoten elders in de Nederlanden op wrede wijze vervolgd en vaak terechtgesteld worden. 

In Huizinge wordt een vermaning gebouwd met ernaast een paardenstal. Als de boeren uit de omtrek met een koets aankomen op zoek naar geestelijk voedsel tijdens de dienst krijgen de paarden verse haver in de stal. Na vele jaren besluiten de kerkgangers in de twee dorpen om een centrale vermaning te bouwen, in Middelstum. Dat wordt het kerkje waar we nu zitten.

Het gebouw in Huizinge wordt afgebroken. Behalve de paardenstal, dat is vandaag nog steeds een geliefde plek voor poëziemiddagen of filosofie bijeenkomsten. Banken en deuren en het orgeltje worden overgebracht naar het nieuwe gebouw in Middelstum.

De enthousiaste verteller gaat maar door. De muziek op het orgel klinkt tussendoor steeds weer, welluidend, soms zacht, soms hard, in vele toonaarden. Wel steeds gemoedelijk. Alsof het pacifisme, de discipline en de innerlijke overtuiging van de doopsgezinde families van weleer hier nog steeds werkelijkheid is. Alles gaat voorbij, behalve het verleden.

Karel van Hoestenberghe