Dagpauwoog

Een zomerse woensdagmorgen om halftien. Een paar fietsen op het gras buiten voor de kerk in Huizinge. Binnen in het koor zitten enkele mensen stil in een halfronde kring. De groep kijkt uit op een grote vaas zomerbloemen vol heldere, warme kleuren. Grote blauwe phloxen, zonnehoed en licht oranje spirea, in een ruime vaas, met genoeg water.

Daarrond is het wachten, rust, aanwezig zijn. Al is stilte het doel, dat lukt niet meteen. Een vlinder is mee binnen gefladderd. Oei, dit diertje overleeft een verblijf in een kerk niet. Pogingen om het te vangen en naar buiten te loodsen mislukken. De drukte buiten laten, het is makkelijker gezegd dan gedaan.

De paaskaars wordt aangestoken. Een lied weerklinkt. Een vraag om rust in de ziel, hier in deze ruimte. Het lied klinkt steeds opnieuw, zacht, duidelijk, helder. Alsof de aanwezigen weten dat er een antwoord is op de vraag. Dat er rust en stilte komt, al lang was, al is, altijd.

Een poëtische tekst wordt voorgelezen, diepe wijsheid die van ver komt. Dan klinkt de gong driemaal. Een uitnodiging om helemaal stil te zitten. Rug recht, ogen dicht, voeten op de grond, gedachten laten komen en gaan, vragen en zorgen laten verdwijnen in de stilte, buiten en binnen. Alleen nog in- en uitademen, gedurende vijftien minuten, tot de gong weer klinkt.

Ogen dicht, dat wil wel, maar lukt niet helemaal, niet de hele tijd. Toch maar een oogopslag in de ruimte, even kijken. Op de bloemen blinkt iets. Heel stil, net als wij allemaal, zit de vlinder rustig op een bloem. Een dagpauwoog op een bloem. Harmonie in volmaakte rust. Mooie oogvlekken en bijna rode vleugels, kleuren die opgaan in de bloemen, lange voelsprieten. De dagpauwoog beweegt niet. De vlinder mediteert mee. Allemaal levende wezens in een stille ruimte.

Mediteren is hard werk. De geest schoon maken. Stipt het tijdschema volgen. Gedachten welkom heten en de deur wijzen. Niet simpel, emoties verwijderen of desnoods onderdrukken, wegsturen. Regels, orde, bewust zijn, aandacht om uit te komen bij alleen nog de adem, in en uit.

De gong klinkt weer. Een dankwoord en een kaarsje als afsluiting. Een zachtzinnig vredeslied, vele malen herhaald. Einde van een bijna stilzwijgende ontmoeting van vrouwen en mannen, elk op een stoel. Met een vlinder op een bloem. Hij of zij fladdert weg. Wij gaan de drukte buiten tegemoet.

Als ik met de fiets wegrij door het stille dorp  langs de velden voel ik me vrolijk. Ik zie de huizen, de velden, de vogels. Zo mooi zag ik het niet toen ik de kerk binnen ging. Er hangt een vrede over de huizen in Huizinge.

En de dagpauwoog? Zo ’n mooi diertje. Haalt hij het wel, vindt hij de weg terug naar het vrije leven buiten? Daar is de drukte weer, de vragen, de zorgen.

Karel van Hoestenberghe