Ben ik mijn broeders hoeder?

“Ben ik mijn broeders hoeder?” Zo reageert Kain als God hem vraagt waar Abel is. Bij ons thuis mochten mijn zussen Kain graag citeren. In de Paardenstal bogen we ons onder leiding van Andries Visser op twee donderdagavonden over die vraag. We deden dat aan de hand van een ontwerp van Lineke Buijs. Zij had ooit een vertaling gemaakt van de Thora (de eerste vijf boeken van het Oude Testament) waarin ze hetzelfde Hebreeuwse woord ook consequent met hetzelfde Nederlandse woord vertaalde. (Zonder dat ik in die tijd wist wie Lineke was, bleek ik die vertaling al jaren in de kast te hebben staan…) Dan krijg je een andere tekst dan wanneer je een vertaling maakt die je aanpast aan de smaak en de stijl van wat je gewend bent, die je omkleurt naar mooi Nederlands. En op die manier wordt ook heel duidelijk op welke plaatsen in de Bijbel eenzelfde woord nog meer wordt gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat het er ons vooral om ging het woord ‘behoeden’ te lokaliseren. Andries had verschillende tekstvoorbeelden meegenomen. In Genesis 2 gaat het over het ‘behoeden van de tuin van Eden’, in Genesis 4 het bekende voorbeeld van Kain, in Deuteronomium over het ‘behoeden van de voorschriften en richtlijnen’ wat we dan vaak vertalen met ‘je houden aan de wet’ en ook nog over het ‘behoeden van de ziel’.

God ‘behoedt’ Jakob, in het verhaal in Genesis 28, en in de bekende Psalm 121 gaat het over onze ‘behoeder’ die niet sluimert, niet slaapt, die ons ‘behoedt’ voor alle kwaad, ons uitgaan en komen behoedt.

We lazen de teksten en Andries lichtte ze toe. Daarbij associeerde hij vrijelijk naar onze tijd toe.

Zo kwamen we te spreken over onze naaste (die is dichtbij, hij of zij die op je pad komt), over de zorg, en over een vorm van hiërarchie, van ongelijkheid, die je aantreft als je het hebt over de ene mens die voor de andere zorgt. Dat zou je dan ‘behoeden’ kunnen noemen, maar het is dan weer grappig om te ontdekken dat het woord ‘behoeden’ in de Bijbel nooit voorkomt in een relatie van mens tot mens.

Jezus zegt ‘hoed mijn schapen’ tegen Petrus. Het is toch niet zo, veronderstelt Kain, dat mijn broer een schaap is en ik een soort herder….

Het waren mooie avonden en we hoorden mooie inzichten.

Zoals ‘er is geen eerder en later in Thora’. (Natuurlijk vermoord je je broer niet, maar wist Kain dat wel? De tien geboden kende hij nog niet!)

En in het verhaal van Jakob lazen we ‘hij overnachtte daar, ja, de zon kwam’ en dat betekende dus dat de zon ónderging. ’t Is maar net hoe je het in jouw taal gewend bent te zeggen!

Kwamen we aan het einde van onze twee avonden tot een conclusie? Eigenlijk niet expliciet. Citerend uit de door Andries verschafte tekstboekjes: “soms zijn mensen aan je zorg toevertrouwd, maar dat schept wel een grote verantwoordelijkheid.”

Kees Steketee